I. binnen, (binnen) in; tot op; from within, van binnen; to within a few paces, tot op een paar passen; keep it within bounds, binnen de perken; within himself, in (bij)zichzelf; live within one’s income (means), zijn inkomen niet overschrijden; immorality within the law, niet vallend onder de strafbepalingen van de wet; within limits, binnen zekere grenzen, tot op zekere hoogte; within the meaning of the Act, in de door deze wet daaraan toegekende betekenis van het woord; the task was within his powers, ging zijn krach ten niet te boven; within these three days, in geen drie dagen; within a trifle, op een kleinigheid na;
II. van binnen, binnen; within and without, (van) binnen en (van) buiten.