(Stedum 1932)
Begenadigd hardrijder op de schaats, die opviel door zijn prachtige glijstijl. Daarmee kwam deze Pesman van het Hogeland vooral tot zijn recht op de lange afstanden. Hij brak door in 1957 toen hij bij schaatswedstrijden in Hamar vanuit het niets vermaarde toppers als Kees Broekman en Knut Johannesen op zowel de vijf als de tien kilometer het vuur na aan de schenen legde. Bij de Olympische Spelen van 1960 in het Amerikaanse Squaw Valley bevestigde hij zijn reputatie als stayer met een bronzen plak op de 5.000 meter. Meteen werd hij tot favoriet gebombardeerd voor de volgende tien kilometer. Die afstand draaide voor de landbouwerszoon uit Holwierde evenwel op een deceptie uit.
Hij werd slechts twaalfde en moest bijna een minuut inleveren op de Noor Johannesen, die als eerste schaatser onder de zestien minuten bleef en daarmee een historisch wereldrecord (15.46.6) vestigde. Pesman gaf de schuld van zijn falen aan coach Klaas Schenk, die hem geen 1.500 meter had willen laten rijden in Squaw Valley. Daardoor, zo zei Pesman, was hij uit zijn ritme gehaald.
Pesman werd één keer kampioen van Nederland op de grote vierkamp. Dat gebeurde in 1960 in Noorwegen, waar de titelstrijd destijds werd verreden als er in Nederland een winter zonder natuurijs was.
