Het inzetten van werktuigen en machines om een productiviteitsverhoging in de landbouw te bewerkstelligen. Sinds midden 19de eeuw gingen productiviteitsverhogingen en mechanisatie hand in hand.
Belangrijke drijfveren waren: 1. de wetenschappelijke ontwikkeling, met name op het gebied van natuur en techniek
2. de industriële ontwikkelingen die massale productie van werktuigen mogelijk maakten
3. de stormachtige agrarische ontwikkelingen in de Verenigde Staten.
Na WOII raakte de mechanisatie in Groningen in een stroomversnelling. Als gevolg van de Marshallhulp werden trekpaarden vervangen door (Amerikaanse) tractoren.
Hoewel de combine (maaidorser) al in de jaren ’30 bekend was, duurde het tot begin jaren ’60 voordat deze op grote schaal in Groningen werd toegepast. Daarmee liep de Groninger akkerbouw duidelijk achter.
Aantal
maaidorsers Aantal ha graan per maaidorser
Zeeland 522 72
Noord-Holland 525 41
Zuid-Holland 382 61
Groningen 116 481
Pas vanaf het moment dat de industrialisatie de arbeidskrachten ook in het Noorden schaars en duur had gemaakt, schakelden akkerbouwers massaal over op machines. Gespecialiseerde werktuigen en machines werkten de ontmenging in de hand. Dit gold eveneens in de melkveehouderij.
Het handmelken werd in de jaren ’60 vervangen door melkmachines. Dit leidde vervolgens tot een nieuw staltype, de loopstal. Vervolgens verdwenen ook de vertrouwde melkbussen en werd de melk op de boerderij in koeltanks opgeslagen. Zowel in de akkerbouw als in de melkveehouderij leidde de mechanisatie tot een aanzienlijke schaalvergroting.