Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Martinus, johannes

betekenis & definitie

(Danzig 1603 - Groningen 1665)

Studeerde theologie in Franeker en promoveerde hierin in Groningen (1657). Gereformeerd predikant in Deinum (1628) en Groningen (1637-1665). Martinus was de schoonvader van Abraham Trommius, die hij hielp bij de samenstelling van de Concordantie op de Statenbijbel, en was bevriend met de Leidse hoogleraar J. Coccejus. Hij was tevens corrector van de drukproeven van de Statenbijbel. Verder schreef Martinus een aantal godgeleerde werken, onder andere Eenige vragen van de Consciëntie aengaende de bedroefde sieckte der Pestilentie uyt de H.

Schrifture beantwoordt; dit werk schreef hij na de dood van drie kinderen, een kleinkind en een schoonzuster, allen overleden aan de pest. Hij hield in 1644 de Jubeljaarspredikatie in de Martinikerk, uitgegeven onder de titel 't Licht in de Duystemisse der Stadt Groningen, uyt loutere genade Godes opgegaen voor vijftich jaren. Bij de ingebruikneming van de Nieuwe Kerk in Groningen hield hij in 1664 de leerrede; het stadsbestuur beloonde hem daarvoor met een bedrag van 84 gulden en een okshoofd Franse wijn. Martinus was een op de praktijk gerichte geleerde. Zo schreef hij voor de gewone gemeenteleden De Gecruycighde Christus ofte XXXV texten van 't Lyden ende Sterven Jesu Christi (1649) en op verzoek van de Groninger kerkenraad een verklaring van de Heidelbergse Catechismus onder de titel Grootere catechisatie over den Catechismus der waren Christelicken Religie (1649).

Lit.: C.H. van Rhijn, Templa Groningana, De Martini Kerk, de A Kerk, de Nieuwe Kerk (Groningen 1910) 106-118; S.D. van Veen, Uit drie eeuwen (Groningen 1894) 236 v.v.

< >