De oudste toren was circa 30 m hoog en behoorde bij de omstreeks 1230-1245 gebouwde bakstenen, romano-gotische kruisbasiliek. De toren stond aanvankelijk ten westen van het middenschip, maar werd inpandig door verlenging van de zijbeuken.
Deze situatie is afgebeeld op het 13de-eeuwse stadszegel. In de 15de eeuw werd de kerk vergroot, maar de toren vooralsnog niet.In 1468 stortte de toren in, vermoedelijk als gevolg van een blikseminslag enkele jaren eerder. Al spoedig werd besloten tot herbouw, nu ten westen van het kerkgebouw. De eerstesteenlegging vond plaats op 25 maart 1469. Het eerste vierkante bouwdeel, opgetrokken uit baksteen en Bentheimer zandsteen, was in 1482 voltooid tot aan de tweede trans op 40 m hoogte. Daarop werden een vierkante en twee achtzijdige stenen geledingen geplaatst. De toren werd in 1545 voltooid en was toen bekroond met een houten spits met een uivormige bekroning, vermoedelijk zoals afgebeeld op de kaart van Braun en Hoogenberg uit 1575. Volgens overlevering was de toren meer dan 100 m hoog.
In 1577 brandde de spits af als gevolg van een uit de hand gelopen vuurwerk. Daarbij ging een klokkenspel van zeventien beiaardklokken verloren. In 1627 werd de spits herbouwd, waarschijnlijk naar ontwerp van stadsbouwmeester Garwer Peters. Sindsdien heeft de Martinitoren zijn huidige vorm en is hij 96,5 m hoog.
Bouw en onderhoud stonden onder toezicht van het stadsbestuur. In 1661 bestelde de stad een Hemony-carillon. In 1798 stelde de Nationale Vergadering vast dat torens eigendom zouden zijn van de burgerlijke gemeente. In 1889-1894 werd de bekleding van de toren gerepareerd. Een grondige restauratie vond plaats in 1936-1948 onder leiding van G.W. van Heukelom. De toren werd gestabiliseerd met een fundament van (met spoorrails) gewapend beton.
Tegen de westgevel werden in 1944 drie beelden geplaatst van Willem Valk: Bernlef, Martinus en Rudolf Agricola. Het carillon werd bij een restauratie in 1984 uitgebreid tot 49 klokken. In 1995 werd het aantal luidklokken vergroot tot twaalf.
[Van der Werff]
Lit.: H. Boonstra, ‘De Martinitoren 500 jaar’, Groningen Toen. Uitgave 1982 (Groningen 1982) 6-27; C.H. Peters. ‘De Sint Maartenstoren te Groningen’, GVA 1904, 1-67; E.O. van der Werff, ‘De toren van de St.-Maartenskerk in Groningen’, Groninger Kerken 15 (1998) 141-143.