(Ureterp 1839 - Loppersum 1919)
Logementhouder, aannemer, architect. Sinds 1874 woonachtig in Loppersum, eerst in Hotel Gemeentehuis (nu De Lopster Kroon), later in het door hem in 1886 gebouwde Hotel Spoorzicht, na 1905 in verschillende veelal door hemzelf ontworpen en gebouwde woningen. Zijn oeuvre omvat o.a. 36 boerderijen, 73 heren- en burgerhuizen, dertien villa’s (waaronder Mentheda te Middelstum, 1896, en Zuidven te Loppersum, 1913), acht pastorieën (waaronder de doopsgezinde pastorie te Zeerijp, 1885), acht cafés en hotels, acht schoolgebouwen en een zuivelfabriek. Ook is hij verantwoordelijk voor de herbouw van het bovenste deel van de toren van de hervormde kerk te Uithuizermeeden (1897) en de naar voorbeeld hiervan nieuwgebouwde toren van de hervormde kerk te Spijk (1902). Voorts ontwierp hij de voorgevel van de doopsgezinde vermaning te Zeerijp. Zijn ontwerpen zijn eclectisch van aard en worden door uitbundige versieringen en het gebruik van verschillende steensoorten aan de gevels gekenmerkt. Op verschillende straten van Loppersum en omliggende dorpen heeft hij zijn onmiskenbaar stempel gedrukt.
Lit.: T. Juk, 'De ‘Meister’ toren. Bouw en wederopbouw van de toren van Uithuizermeeden’, Groninger Kerken 7 (1990) 105-104; T. Juk, ‘De Lopster architect Oeds de Leeuw Wieland’, Lopster Kroniek 5 (1994) 20-26.