(Philippine 1730 - Leiden 1783)
Medicus-verloskundige. Leerling van het gymnasium te Goes, studie in Leiden en Parijs en promotie te Leiden cum omnium applausu in 1753 op een in het Frans (1764) en Duits (1776) vertaald proefschrift, over ingewandswormen bij de mens. Na zijn promotie was hij een half jaar arts in Leiden. In 1754 volgde zijn benoeming tot hoogleraar te Groningen in de theoretische heel-, genees, verlos- en ontleedkunde. In zijn inaugurele oratie bepleitte hij dat niet uit de lucht gegrepen hypothesen maar herhaalde waarnemingen en experimenten de basis moesten zijn van het geneeskundig denken. Sedert 1756 doceerde hij als eerste verloskunde, waarvan hij een grote praktische kennis had.
Hij was een fervent beoefenaar van de anatomie, een wetenschap die eerder door de hoogleraren Th. Muykens (1667-1721) en J.H. Croeser (1691-1753) was gedoceerd. In zijn ijver heeft Van Doeveren wel eens de grenzen van het ethisch toelaatbare overschreden om voor zijn onderwijs lijken ter beschikking te krijgen, waarvoor hij zich verontschuldigde omdat men ‘zomtyds door de regels te overtreden kan reüsseren’. Het geven van systematisch poliklinisch onderwijs was toen nog onmogelijk omdat Groningen geen ziekenhuis had. Voor de oprichting daarvan hield hij in 1770 als rector magnificus een pleidooi.
Ten gevolge van de door de curatoren vurig nagestreefde en bereikte benoeming van de roemruchte Petrus Camper werd Van Doeveren de anatomie en chirurgie ontnomen, maar vanwege zijn inzet werd zijn salaris verhoogd. Het aantal studenten nam sinds het aantreden van Camper toe. Van Doeveren gaf in 1769 zijn Raadgevinge over de inentinge der ziekte van het rundvee uit en trok met Camper ten strijde tegen de veepest. Zijn betekenis daarvoor is gering geweest omdat Camper de hoofdrol opeiste, maar ook doordat niet zozeer de studie van de medici maar het doorzettingsvermogen van de Groninger boer Geert Reinders heeft geleid tot bruikbare immunisatiemethoden met koepokstof, de variolatie.Al spoedig na zijn komst in Groningen in 1755 greep Van Doeveren de kans om de anatomie praktisch te beoefenen door chirurgijns en chirurgijnsknechten onderwijs te geven. Burgemeesters en Raad stonden hem dat toe omdat ‘de Maatschappij [daarbij] seer is geinteresseert’. In 1763 weigerde hij een aanzoek van de universiteit van Göttingen en hij verbond zich opnieuw aan de Groninger academie.
Het stadsbestuur benoemde hem uit erkentelijkheid tot stadsfysicus; zijn taak werd bovendien het onderwijs aan vroedvrouwen in opleiding. In 1764 werd dit onderwijs opgedragen aan Petrus Camper.Van Doeveren was een man van aanzien en gezag. Hij had een grote belangstelling voor de destijds moderne kwesties van omgevingsgeneeskunde en volksgezondheid. In 1770 wijdde hij zijn rectorale rede, die op verzoek van het stadsbestuur in het Nederlands was vertaald, aan ‘de gunstige Gesteldheid der Gezondheid’ die de Groningers bezitten ‘door hunn’ gezonde Lucht’ en ‘de deugd van hunne Wateren’. Hij adviseerde de stadsoverheid over de uitbreiding en versterking ‘dier gunstige Gesteldheid’ door verbetering van de openbare gezondheidszorg, over het voorkomen van lucht- en watervervuiling door het schoonhouden van straten en grachten, en over het terugdringen van prostitutie en drankmisbruik. Van Doeveren had zitting in het in 1728 opgericht Collegium Medicum tot toezicht op de apotheken in de stad.
Daarnaast controleerde en examineerde dit college apothekers, vroedvrouwen, operateurs en steensnijders. Van Doeveren heeft zich met welhaast alle specialismen die de geneeskunde destijds kende, beziggehouden en ze gedoceerd. Zijn roem was zo groot dat Anna van der Horst in 1770 dichtte, toen Van Doeverens benoeming in Leiden een feit was, dat om zijn ‘verwenscht vertrek de Stadt en School thans wenen’. Hij doceerde te Leiden tot zijn overlijden vooral gynaecologie. Hij begon aan deze taak met grote verwachtingen maar daarin is hij door tegenwerking en zijn verslechterende gezondheid teleurgesteld.
[Linssen]
Lit.: P. van der Zwaag, Wouter van Doeveren (1730-178}) (Assen 1970); F. Huisman, ‘De correspondenten’ in: F. Huisman en C. Santing (red.), Medische geschiedenis in regionaal perspectief: Groningen 1500-1900 (Rotterdam 1997) 69-99.