(Groningen 1867 - Groningen 1954)
Jurist. Doorliep in zijn geboortestad het stedelijk gymnasium, studeerde er rechten en was oprecht Vindicater. In 1891 sloot hij zijn studie af met een proefschrift over het faillissement en promoveerde twee uur later op stellingen in de staatswetenschappen. Hij vestigde zich in de stad als advocaat, gaf les aan de hbs, de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht en aan de studentenvereniging Conamur in staatsinrichting en staathuishoudkunde. Sinds 1893 werkte hij als repetitor en was een geroemde steun voor juridische studenten die zich op examens voorbereidden. In 1901 aanvaardde Cohen het directoraat van het bureau voor staatsen administratiefrechtelijke adviezen te ’s-Gravenhage.
Daarnaast was hij leraar te ’s-Gravenhage en Gouda. Sollicitaties bij de rechterlijke macht mislukten omdat hij ‘te rood’ was. In ’s-Gravenhage kwam hij in contact met Frederik van Eeden, als wiens juridisch adviseur hij optrad, onder meer ten dienste van de Vereeniging van Gemeenschappelijk Grondbezit. Hij keerde naar Groningen terug in 1905 en was tot 1913 rentmeester van de stadsbezittingen. In die functie verdiepte hij zijn kennis van het agrarisch recht. Toen de regering in 1910, op voordracht van de Vereeniging voor Hoger Landbouwonderwijs, besloot in Groningen een buitengewone leerstoel in te stellen voor het facultatieve vak agrarisch recht, werd Cohen benoemd.
Toen de plannen van genoemde vereniging tot vestiging van een landbouwhogeschool in Groningen niet doorgingen, zag men kans Cohen, die een voortreffelijk docent was, sterker aan de universiteit te binden. Hij stemde in met het voorstel zijn leeropdracht om te zetten in een gewoon hoogleraarschap voor agrarisch en burgerlijk recht, burgerlijk procesrecht, de encyclopedie en de wijsbegeerte van het recht. In deze periode verwierf hij erkentelijkheid en alom vriendschap. Het praktische juridische werk behield echter een grote aantrekkingskracht voor hem. Op 68-jarige leeftijd trad hij als hoogleraar af om voor één periode, van 1935-1939, lid te worden van de Gedeputeerde Staten van Groningen. Maar ook toen nog diende hij de universiteit door twee keren tijdelijk vacatures te vervullen.
Cohen is voor alles Groninger geweest en wist zich steeds verbonden met de Groninger gemeenschap. Hij vertegenwoordigde de Vrijzinnig Democratische Bond van 1905 tot 1939 in de gemeenteraad en van 1917 tot 1927 in de Provinciale Staten. Van 1927-1931 was hij voorzitter van het Crisiscomité. Van 1906 tot 1941 was hij secretaris-penningmeester van de Vereeniging voor Hoger Landbouwonderwijs, van 1905-1935 kantonrechterplaatsvervanger. Hij legde in 1952, als erelid, de eerste steen voor de sociëteit Mutua Fides aan de Grote Markt.
Hij schreef o.m. Hoofdlijnen der Staathuishoudkunde dat 21 keren is herdrukt.
[Linssen]
Lit: A. de Ranitz-Cohen, ‘Isaac Bennie Cohen (1867-1954). Een leven in dienst der gerechtigheid’ in: G. Overdiep e.a. (red.), Acht juristen en hun Genootschap (Groningen 1986) 147-174; J.H. B[eekhuis], Mr Isaac Bennie Cohen, Jaarboek RUG 1954, 64-65; E. Visser e.a. (red.), Universitas Groningana MCMXIV-MCMLXIV (Groningen 1964) passim.