Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Cohen, izak jozefs

betekenis & definitie

(Hamburg ca. 1702 - Groningen 1788)

Rabbijn en bankier. In 1733 te Amsterdam huwde hij met Bela Mozes Goldsmid, een dochter van Mozes Goldsmid, de founding father van de Joodse Gemeente Groningen. I.J. Cohen was door zijn schoonvader belast met de dagelijkse leiding van de bank van lening. Door malversaties beschadigde hij de goede naam van het huis Goldsmid en dientengevolge moest hij de leiding van de leenbank afstaan. Mozes Goldsmid had in zijn testament niets dan boze woorden over voor het gedrag van zijn schoonzoon.

Toch werd Cohen in 1754 officieel aangesteld tot rabbijn van de Joodse Gemeente Groningen. Er zijn echter aanwijzingen dat hij al sinds 1735 als zodanig functioneerde. Daarnaast was hij besnijder en maakte gedurende langere tijd deel uit van het college van bestuur van de Joodse Gemeente. In 1773 droeg Cohen onder andere zijn bibliotheek (bestaande uit 730 banden) over aan zijn zwager. Hij moet dus wel een belezen man zijn geweest. Hoewel veel rabbijnen een zekere aandrang bezaten om in geschriften hun opvattingen aan de wereld kenbaar te maken, zijn er geen gedrukte of geschreven werken van de hand van Cohen bekend.

Lit.: J. Bennet, ‘Mozes Goldsmit. Stichter van de Joodse Gemeente Groningen’, Misjpoge 8 (1995) 89-95, 113-122; E. Schut, De joodse gemeenschap in de stad Groningen 16891796 (Assen 1995); W.J. van Bekkum en E. Schut, ‘De Joodse Gemeente van Groningen' in: Van Halsema, Geloven in Groningen, 157-184.

< >