Nieuwe Groninger Encyclopedie

P. Brood, A.H. Huussen en J. van der Kooi (1999)

Gepubliceerd op 20-09-2021

Akkerbouwgewassen

betekenis & definitie

Groningen, vanouds bekend als akkerbouwprovincie bij uitstek, is anno 1999 slechts toonaangevend in een beperkt aantal akkerbouwgewassen. Het domineert in de graanteelt, met in 1998 bijna een kwart van het nationale oppervlak van 191.872 ha.

Ook behoort het binnen Nederland tot de grotere producenten van pootaardappelen, fabrieksaardappelen, suikerbieten en consumptieaardappelen. Niettemin neemt de Nederlandse graanproductie nog geen 1% van het Europese volume voor haar rekening. In volume en zeker ook in waarde zijn de andere gewassen belangrijker in het Groninger bouwplan.Toch neemt het graanareaal nauwelijks af. Veel akkerbouwers hebben hun bedrijf (denk aan graanopslag en werktuigen) op deze teelt ingesteld. Ook vervult het graan een nuttige plaats in de vruchtwisseling. De dalende graanprijzen konden in de jaren ’80 en ’90 worden gecompenseerd door een hogere productie per ha. Van het totale graanareaal van 44.000 ha (1998) bestaat meer dan twee derde uit wintertarwe (32.000 ha). Daarnaast neemt zomergerst met 7.700 ha een belangrijke plaats in.

Zomertarwe, wintergerst, rogge en haver komen weinig meer voor. De bestemming van het graan is doorgaans veevoer. In enkele delen van de provincie zijn projecten gestart met als doel kwaliteitsverbetering. Daardoor zou een betere marktprijs bereikt worden. Dit kan bijv. door teelt van brouwgerst. De grote weersafhankelijkheid plaatst de teler van kwaliteitsgraan in Groningen op achterstand ten opzichte van zijn zuidelijke collega’s.

Naast graanteelt is ook de teelt van fabrieksaardappelen in Groningen van groot belang. Van de 56.000 ha fabrieksaardappelen in Nederland komt er ongeveer een kwart uit Groningen. Vanouds is deze teelt sterk vertegenwoordigd in het veenkoloniale gebied en Westerwolde. Sinds het midden van de jaren ’90 is de fabrieksaardappelteelt gequoteerd (quotering). Via een ingewikkeld stelsel van Europese regelingen (waaronder evenwichtspremie) wordt de prijs van fabrieksaardappelen gerelateerd aan die van granen. In maart 1999 besloten Europese regeringsleiders deze steun tot 2006 te continueren, zij het in verminderde vorm. Belangrijk argument daarbij was dat de verwerking van fabrieksaardappelen tot aardappelzetmeel en vervolgens tot zogenaamde derivaten, veel werkgelegenheid biedt in een regio met naar Nederlandse maatstaven hoge werkloosheidscijfers.

In het noordelijk zeekleigebied is de pootaardappelteelt van groot belang. Door de nabijheid van de zee is er minder kans op ziektes, vooral doordat bladluizen, die de ziekte phytophtora overbrengen, er minder goed gedijen. De verbouw van pootaardappelen vereist niet alleen veel vakmanschap, maar ook grote investeringen. Doordat veelal wordt afgezet op een vrije (wereld)markt is er veel concurrentie. Door het telen van (monopolie)rassen proberen telers exclusiviteit voor hun eigen product te scheppen.

Door een grotere afstand ten opzichte van de markt en de verwerkende industrieën (frites en chipsfabrieken) vindt men in Groningen minder consumptieaardappelen dan in het midden van het land.

Suikerbietenteelt is zowel naar areaal als naar geldopbrengst gerekend uitermate belangrijk voor de Groninger akkerbouwers. Van het totale akkerbouwareaal in Groningen van 99.000 ha in 1998 werd 15% benut voor de suikerbietenteelt. Als gevolg van een Europese quoteringsregeling neemt het bietenareaal gestaag af. Mede door een Europese schaalvergroting en rationalisering in de verwerkende industrie is deze teelt nog altijd lonend. De stad Groningen is met haar twee suikerfabrieken (csm en Suikerunie) toonaangevend op het gebied van de suikerindustrie. Naast de hiervoor genoemde ‘grote’ gewassen zijn er nog diverse ‘kleinere’ teelten.

Door de meer dan gemiddelde bedrijfsomvang en de grotere afstand ten opzichte van de markt hebben veel van deze kleine teelten aan betekenis verloren. Niettemin zoeken veel akkerbouwers in Groningen sinds het begin van de jaren ’90 naar een ‘vierde gewas’, dat hun naast de genoemde granen, aardappelen en suikerbieten nieuwe inkomensbronnen moet geven. In dat kader wordt onder meer geëxperimenteerd met vezelhennep, dat voor industriële toepassingen moet worden gebruikt (recyclebare panelen voor de autoindustrie). Experimenten met vlasverbouw en de teelt van olifantsgras hebben tot dusver weinig opgeleverd. Verder worden er op plaatselijk niveau pogingen ondernomen om in het kader van duurzaam grondstofgebruik kleur-, geur- en smaakstoffen alsmede medicinale gewassen te verbouwen. Tot dusver heeft dit nog niet tot een doorbraak geleid.

Zie ook agrifkatie.

[Boertjens]

< >