Deze kiesgemeenten zijn een soort vrije gemeenten in de staatskerk van Denemarken. Van de ongeveer 3300000 inwoners, die het koninkrijk Denemarken telt, zijn er ongeveer 3200000 Luthersch.
De overige ruim 100000 inwoners zijn over andere kerken en enkele secten verdeeld. Ongeveer 22000 Roomschen, 6000 Baptisten, 5000 Joden, 4000 Methodisten, 3000 Irvingianen, 2000 Adventisten, 1100 Gereformeerden, 500 GriekschCatholieken, 13000 godsdienstloozen en voorts enkele secten.De hervorming, die er sinds 1520 ingang vond, werkte zoo krachtig door, dat in 1536 onder de regeering van Christiaan III de Roomsche godsdienst werd afgeschaft en de Luthersche godsdienst tot staatsgodsdienst werd verklaard. Bijna geheel de bevolking behoorde sinds tot de officieele Luthersche staatskerk. De Roomschen verloren alle rechten. Alleen de Lutherschen, die den Bijbel, de drie oecumenische symbolen, de Augsburgsche confessie, en den kleinen catechismus van Luther aannamen, genoten vrijheid van godsdienst, behalve de gezanten van vreemde mogendheden, voor wie een uitzondering werd gemaakt. Deze bepaling, die in de grondwet van 1683 werd vastgelegd, bleef officieel gelden tot 1849, al werd in de practijk menigmaal aan Roomschen, Gereformeerden en Joden vrijheid van godsdienst gelaten.
Tegen dien officieelen staatsdwang bond Nicolai Frederik Swerin Grundtvig, 1783—1872; de profeet van het Noorden, den strijd aan. Hij streed voor de vrijheid der kerk. De volkskerk moest vrij zijn van den staat. De geestelijke opwekking, welke onder zijn leiding in het Noorden plaats had, beoogde een nationale volksopvoeding in Christelijken geest. Niet alleen in Denemarken, maar ook in Noorwegen had hij grooten invloed. Reeds in 1842 werd ieder vrijgelaten, bij wie hij zijn kinderen tot de confirmatie wilde toelaten.
En in de grondwet van 1849 werd niet alleen volledige godsdienstvrijheid, maar ook vrijheid van godsdienstoefening afgekondigd: „De burgers hebben het recht zich in gemeenschap te verbinden om God op die wijze te vereeren als met hunne overtuiging overeenkomt; alleen mag er niet geleerd of ondernomen worden, wat met de zedelijkheid of de openbare orde strijdt. Niemand is verplicht persoonlijk tot het onderhoud van een anderen godsdienst dan den zijnen bij te dragen; echter zal ieder, die niet kan bewijzen, dat hij lid is van een hier te lande erkende geloofsgemeente, de belasting voor het schoolwezen moeten betalen, die de volkskerk wettelijk bevoegd is te heffen. Niemand kan wegens zijn geloofsbelijdenis van het volle genot zijner burgerlijke en staatkundige rechten worden uitgesloten of zich aan de vervulling van eenigen algemeenen burgerlijken plicht onttrekken”. Paragr. 76, 77, 79.
Wel is de Evangelisch-Luthersche kerk tot nu toe de Deensche volkskerk gebleven, maar toch werkte de eenmaal verleende vrijheid door. Reeds in de wet van 4 April 1855 werd aan de gemeenteleden der Luthersche kerk toegestaan, den band met hun kerspel of gemeente te verbreken en zich aan te sluiten bij een prediker van een ander kerspel. Bij koninklijk besluit van 2 October 1862 en bij de wet van 25 Maart 1872 ontvingen zij voorts nog het recht om de kerkelijke handelingen door den prediker bij wien zij zich hadden aangesloten, te doen verrichten in hun eigen plaatselijke kerk, waarvan zij zich hadden afgescheiden. Nog vrijer werd de beweging toen in de wet van 15 Mei 1868 en 7 Juni 1873 aan twintig familiën uit een of meer parochiën onder zekere voorwaarden werd toegestaan een zelfstandige gemeente te vormen en op eigen kosten een predikant te beroepen. Deze vrije gemeenten werden kiesgemeenten genoemd. Zij bleven tot de volkskerk behooren en waren aan het toezicht van den proost en den bisschop onderworpen.
De door de gemeente gekozen predikant werd in de volkskerk geordend en de keuze door den koning bekrachtigd. De handelingen van deze predikanten hebben dezelfde kracht als van de andere) predikers. Behalve deze zijn er ook nog enkele vrije gemeenten, die zonder koninklijke erkenning tot stand zijn gekomen, maar aan de kerkelijke) handeling van haar predikanten is geen burgerrechtelijk gevolg verbonden.