In een handboek voor lichamelijke verzorging uit het jaar 1910 staat te lezen hoe men vroeger over zelfbevlekking dacht: ‘Is een vroege bijslaap op jeugdige leeftijd al hoogst schadelijk, zo is de onanie op deze leeftijd wel dubbel en driedubbel schadelijk, en de voor het lichaam diep ingrijpende gevolgen zullen zich gedurende de rest van het leven in de vorm van ongeneeslijke kwalen doen gelden. De meeste bijverschijnselen van onanie hebben de eigenschap dat ze in het begin van voorbijgaande aard zijn, maar geleidelijk aan steeds hardnekkiger worden en niet meer overgaan.
Er treedt vaak tamelijk snelle vermagering op, bij een goede eetlust en een schijnbaar ongestoorde spijsvertering.Het gevoel van zwakte, de afmatting, zwaarademigheid en traagheid, welke aanvankelijk na de daad vanzelf weer overgaan, houden steeds langer aan. Het gezicht wordt bleek, vaak gelig, de lippen verbleken, om de ogen ontstaan blauwe kringen, de oogleden zwellen op, de huid wordt perkamentachtig en er zet zich al bij geringe beweging en tijdens de slaap een laagje zweet af, vooral op het voorhoofd, de borst, op het puntje van de neus en in de handen. De spieren verslappen, zijn snel vermoeid; de rug, in de buurt van het kruis, dijbenen en kuiten worden gevoelig, voelen zwaar aan; de houding verslapt, en het lichaam zakt in elkaar, en er bestaat de behoefte om te gaan zitten of om andere steun te zoeken, want te lang staan uit zich spoedig in hevige pijn in de lendenen, trillen en zweten.
Zelfs in die gevallen waar generlei zware lichamelijke klachten aanwezig zijn, draagt het gezicht nog jaren het karakteristieke stempel, dat zelfs een mooi en regelmatig gezicht ontsiert (...), en onder artsen bekendstaat als onanistenfrons.’
De ‘uitvinder’ van de onanie moet - volgens het Archiv für Religionswissenschaft (1/1898) - Pan zijn, god van herders en kudden. Tot de eerste praktijkvoorbeelden horen dan ook ‘de herders tijdens hun lome en eenzame middagslaap’.