Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

ZION

betekenis & definitie

De eerste maal, dat deze naam in de Bijbel voorkomt, is 2 Sam. 5 : 7: David nam de burg Z. in; dezelve is de stad Davids. Dit oude Z. heeft gelegen op het Z. van de oostheuvel van Jeruzalem (tussen het Stadsdal en het dal van de Kedron).

Het is de vraag, of de naam Z. eerst gegeven is aan de nederzetting en daarna de heuvel ook zo werd genoemd of omgekeerd. Indien Z. is afgeleid van sijja, sājon „droog land, dor land”, dan moet men wel aannemen, dat eerst de heuvel zo werd genoemd.Het oudste Z. is dus de ZO.lijke heuvel, 694—644 m hoog; thans ligt dit buiten de Z.muur van het tegenwoordige Jeruzalem; het is nu een akkerland: Z. zal als een akker geploegd worden, Micha 3 : 12. Later werd de naam Z. uitgebreid op de gehele O.lijke heuvel: dit is dus Ofel met het N.lijk daarvan gelegen Tempelplein, b.v. in Ps. 2 : 6: Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Z., de berg mijner heiligheid. Hier is Z. dus zowel de plaats van Gods Tempel als van des konings paleis (zo ook Ps. 132 : 12 en 17). Daarnaast is Z. de naam voor het N.lijke deel van de O.heuvel, voor de Tempelberg. Zo leest men 1 Macc. 7 : 33: En na deze zaak ging Nicanor op naar de berg Z., en daar gingen enkelen van de priesters uit het heiligdom. En Jesaja spreekt van de Here der heirscharen die te Z. woont, Jes. 8 : 18. Hij verkoos de berg Z., die Hij liefheeft, Ps. 78 : 68; vgl. Ps. 74 : 2.

Bij uitbreiding van de betekenis van het woord werd Z. ook de benaming van de stad Jeruzalem. Dat blijkt uit psalmverzen, waarin Z. en Jeruzalem naar de trant van het Hebr. parallelisme worden vereenzelvigd, Ps. 51 : 20; 135 : 21; 147 : 12. — Met Z. werd ook de bevolking van Jeruzalem bedoeld, Ps. 97 : 8, m.n. wanneer in dichterlijke taal gesproken wordt van de dochter Zions, Zach. 9 : 9; Jes. 1 : 7. Zelfs krijgt het woord Z. dan een ruimte, dat het volk in zijn geheel er in omvat kan zijn: Z. zal door recht verlost worden, Jes. 1: 27.

< >