Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

ZIEL

betekenis & definitie

Het Hebr. woord voor ons „ziel” is nèfĕsj. Dit woord komt in het O.T. 754 maal voor.

Zie J. H. Becker, Het begrip nefesj in het O.T. (Proefschrift V.U. 1942). De St.Vert. heeft nefesj meestal weergegeven door; ziel. Nefesj betekent allereerst: adem. Zie b.v. Job 41 : 12. Daarnaast ziet nefesj op adem als levenssymptoom en dan op het leven zelf. Zie Gen. 9 : 4, 5; Lev. 17 : 11. Dit laatste vs kan men zo vertalen: „want de z. van het vlees is in het bloed, en Ik heb het u op het altaar gegeven, om voor uw z. te verzoenen, want het bloed verzoent door de z.” Het bloed komt als middel om te verzoenen in aanmerking, omdat in het bloed de z., d. i. het leven, van het vlees is. Nefesj is hier het leven of het levensbeginsel. Jahwe heeft het bloed als drager daarvan aan de Israëlieten gegeven op het altaar, om voor hun z. (levens) te verzoenen. Het leven van het dier komt in plaats van het leven van de mens. Nefesj duidt daarnaast aan een zucht of lust, die de mens kan doortrekken, als zielssymptoom en dan ook de ziel zelf, en alles wat in de z. omgaat. Het O.T. spreekt van „de hongerende z.” en van „de dorstende z.” (Ps. 107 : 9) enz. „Mijn z.” kan betekenen: ik. B.v. mijn z. is bedroefd = ik ben bedroefd. Zo krijgt nefesj de betekenis: levend wezen, mens, persoon. De mens werd tot een levend wezen (letterlijk: tot een levende z.) doordat de Here God hem formeerde van stof uit de aardbodem en de levensadem in zijn neus blies; Gen. 2 : 7. Becker geeft de volgende omschrijving van het begrip nefesj: „Nefesj is al wat in een levend wezen in het algemeen, en in een menselijk wezen in het bijzonder, aan levensbeweeg — zich uitend in de adem, en zetelend in het bloed —, en aan zielsbeweeg — met name zich uitend in de begeerte — aanwezig is; en dat tevens, als karakteristicum, deszelfs bezitter maakt tot en kenmerkt als een levend wezen, c.q. een persoon” (Het begrip nefesj, bl. 116).In de St.Vert. van het N.T. wordt z. uitsluitend gebruikt voor de weergave van het Griekse woord psyche (vgl. ons psychologie). Het is echter zeer de vraag, of z., gelijk het in het N.T. voorkomt, geheel hetzelfde is, als het Griekse psyche en als de daarmede overeenkomende betekenis van z. gelijk dat woord thans door ons wordt gebruikt. Ons Nederlandse woord wordt vooral gebezigd in tegenstelling met lichaam van ons geestelijk bestaan. In het N.T. is z. veel concreter, het kan het leven aanduiden, Matt. 10 : 39; maar ook het ik, de persoon, Matt. 12 : 28, waarbij dient te worden opgemerkt, dat het ik, de persoon ook door geest wordt aangegeven, hetgeen nog iets meer zegt dan z. Verder spreekt het N.T., gelijk wij het ook doen, van z. in de zin van mensen, Hand. 2 : 41. Veel is er te doen geweest over 1 Thess. 5 : 23, waar geest, z. en lichaam naast elkander worden genoemd. Men moet daar echter niet een soort trichotomie vinden, alsof de mens uit drie delen zou bestaan of drie functies zou hebben. Paulus wil door zijn opsomming de mens aanduiden naar zijn volle bestaan en al zijn uitingen, vgl. Matt. 22 : 37.

< >