Het tegenwoordige Palestijnse rundvee munt uit door schraalheid en lelijkheid. Het eigenlijke inheemse r. is het Arabische R.
Dit schijnt tevens het oude primitieve ras te zijn. Het is een zeer lelijk, borstelig behaard dier. De meest gewone kleuren zijn bruin, geelbruin, zwart en zwartbont. De kop is lang en zwaar met middelmatig grote gebogen horens. Vlees en uiers zijn slecht ontwikkeld en de melkproductie is maar gering (400—700 l per jaar, een goede Holl. koe 5000 l per jaar). Gewoonlijk staan ze in de zomer „droog” en geven in andere tijden slechts melk als het kalf er bij is. Daarom laat men de kalveren zo lang mogelijk bij de koe (1 Sam. 6 : 7). De stier is veel zwaarder dan de koe. Wellicht is in Bijbelse tijden het r.-vee beter geweest in verband met de betere verzorging. Ook het tegenwoordige „beslag” geeft na een tijd van betere verzorging en vooral betere voeding veel mooiere vormen. Het Beiroet-R-, niets anders dan een beter verzorgde vorm van het Arabische R., geeft tot 4000 l melk per jaar.Het is te begrijpen, dat de Bijbel van een dergelijk belangrijk dier alle vormen noemt, waarvan de St.Vert. niet altijd de juiste vertaling geeft, of niet meer algemeen bekende namen gebruikt, zoals b.v. „var” voor „stierkalf”, Lev. 9 : 2, en „vaars” voor jonge koe van 7 à 8 maanden tot 2 à 3 jaar. Hetzelfde geldt voor het woord „os”, dat bedoeld is in de algemene zin van het woord, zoals die voorkomt in samenstellingen als „ossetong” en „ossevlees” en niet in de betekenis van „gecastreerde, gesneden stier”. Al naar de grondtekst moet dus „rund”, „koe”, of „stier” vertaald worden. Zie ook Veeteelt.