Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

RIET

betekenis & definitie

Het zijn vnl. twee r.soorten, die in Palestina en omgeving o.a. Egypte voorkomen.

Het gewone R. (Phragmites communis), dat bij ons ook overal aan de waterkant en op natte plekken te vinden is. Het is een hoge plant (tot 4 m) met dikke holle stengel en duidelijke knopen, brede spits toelopende bladeren met ruwe kanten en rijk vertakte donkerbruine pluim. Daarnaast het Pijlr. (Arundo Donax) met zwaardere stengel en veel knopen maar kleinere pluim. Dit kan tot 5 m hoog worden. Beide soorten zijn zowel in Egypte langs de Nijl en de Rode Zee en op tal van plaatsen in Palestina (Dode Zee, moerassen aan de kust, Hoele-meer) te vinden.In de Bijbel komen verschillende woorden voor om r.-achtige gewassen aan te duiden. Het schijnt echter, dat de begrippen soms min of meer dooreen lopen en ook nog andere planten als Bloembies of Rus (Juncus) en Bies (Scirpus) kunnen aanduiden. Dit is begrijpelijk, omdat deze planten dikwijls de moerassen omzomen. Het oude woord „schilf”, dat nog te vinden is in Schelfzee, de NW.-uitloper van de Rode Zee (Ex. 15 : 4), thans Golf van Suez en de diepere NO.-tak (1 Kon. 9 : 26), nu Golf van Akaba, wordt tegenwoordig weergegeven door „bies”. Het meest voorkomende woord is qaneh, dat zowel „riet” als „pijlriet” aanduidt. Uit de samenhang dient dan opgemaakt te worden, welke der soorten bedoeld wordt. Beide Boorten staan aan de waterkant, Jes. 19 : 6, maar bij het r., dat zich bij elk windtochtje nederbuigt, 1 Kon. 14 : 15, denken wij allereerst aan het gewone r. Bij Joh. de Doper, die met een r. vergeleken wordt, Matt. 11 : 7; Luc. 7 : 24, staat ons toch meer het beeld van het forse pijlr. voor ogen. Qaneh kan ook een algemenere betekenis hebben en een „meetriet” betekenen (Ez. 40 : 3; Openb. 11 : 1 enz.), waarvoor dan in verband met de lengte (Ez. 40 : 5) de stengel van Arundo in aanmerking komt. Bij de vraag van Job 40 : 21 hebben wij te denken aan de gewoonte om grotere vissen een r.-stengel door de kieuwen te steken, waardoor ze aan de oever verbonden waren maar toch levend bleven. De „rietstok” wordt als beeld gebruikt voor een macht, die geen macht kan uitoefenen (2 Kon. 18 : 21; Jes. 36 : 6; Ez. 29 : 6) en zo is het ook Matt. 27 : 29 en Marc. 15 : 19. Naast qaneh komen ook voor soef (Ex. 2 : 3) en כăgmon (Jes. 9 : 10 enz.), die in de St.Vert. nu eens door „riet” en dan weer door „bies” vertaald worden.

Ook wordt gōmĕכ (Ex. 2 : 3; Jes. 18 : 2) door „bies” vertaald, hoewel daar wellicht de papyrusplant bedoeld wordt. Van r. vervaardigde men de primitieve fluiten (Ps. 149 : 3; Matt. 11 : 7) en ook de schrijfpen (3 Joh. : 13), die met behulp van een „schrijversmes” (Jer. 36 : 23) werd aangepunt.

< >