Het opschrift van dit Bijbelboek luidt in het Hebr.: tēhillīm. Dit is het meervoud van het zelfstandig naamwoord: tĕhillā, dat is afgeleid van een werkwoord halal = juichen, jubelen, roemen, prijzen; vgl.
Hallelujah. Het woord tĕhillā betekent dus: loflied, hymne. LXX: psalmoi, vgl. ons woord: Psalmen. In het Grieks betekent het werkwoord psallo: het snarenspel bespelen en daarbij zingen, lofzingen. Merkwaardig is, dat alleen Ps. 145 in het opschrift het woord tĕhillā bevat. Ps. 72 : 20 is sprake van een verzameling of bundel Davidische „gebeden” (tĕfillōt). Herhaaldelijk wordt in de opschriften boven de afzonderlijke Ps. het woord mizmōr gebruikt. Dit komt van zamar = musiceren, een lied spelen. Andere namen, die in de opschriften boven de Ps. voorkomen zijn: miktam (16 : 1; 56 : 1; 57 : 1; 58 : 1; 59 : 1; 60 : 1), dat in St.Vert. wordt weergegeven door: „een gouden kleinood”, N.B.Gen.: „een kleinood”. Zie voorts Onderwijzing, Schiggajon.In het boek der Ps. zijn ons 150 Psalmen bewaard, verdeeld in 5 boeken: 1—41, 42—72, 73—89, 90—106, 107—150. Deze 5 boeken eindigen elk met een doxologie of lofzegging, d. w. z. het 5e boek eindigt in Ps. 150, de andere 4 met een lofverheffing, die bestaat uit enkele regels. Bovendien staat er aan het slot van het 2e boek nog de opmerking, dat de gebeden van David, de zoon van Isaï, ten einde zijn, Ps. 72 : 20. Daar reeds LXX deze verdeling in 5 boeken heeft, is zij ouder dan deze. Men heeft deze verdeling in verband gebracht met de 5 boeken van de Pentateuch. Vandaar, dat er herhalingen in voorkomen. Men heeft ook uit andere aanduidingen gemeend te kunnen concluderen, dat dit vijftal kunstmatig is bereikt. Er bestaat ook een nauwe innerlijke samenhang tussen de Pentateuch en Ps., al moet men zich wachten voor gezochte redeneringen. Uit deze innerlijke verwantschap valt de vorming van het boek, zoals wij dat kennen, ook voor gebruik bij de eredienst, te verklaren. Met recht kan men Ps. beschouwen als een echo der gemeente, haar antwoord op de Tora. De opschriften vermelden als dichters: Mozes (90), David (3—9, 11—32, 34—41, 51—65, 68—70, 86, 101, 103, 108—110, 122, 124, 131, 133, 138—145, dus 73 van de 150), Salomo (72, 127), Asaf (50, 73—83), Heman (88), Ethan (89), de kinderen van Korach of de Korachieten (42, 44—49, 84, 85, 87, 88). In deze opschriften staat ongetwijfeld oude overlevering. Als men aan haar alle waarde ontzegt, vervalt men bij de datering van de afzonderlijke Ps. tot de grootste willekeur. Zie over de genoemde dichters de desbetreffende artt. Er zijn ook anonieme Ps. Behalve de namen der dichters bevatten de opschriften andere gegevens, m.n. over gebeurtenissen in het leven van David, die de aanleiding tot het dichten van de Ps. aangeven. LXX heeft in veel gevallen deze gegevens nog aangevuld. Bovendien zijn ons muzikale aanduidingen bewaard. Zie de desbetreffende artt. Ps. 92 is een sabbatspsalm, Ps. 113—118 de lofzang of het Hallel, bij de Paasmaaltijd gezongen, Ps. 120—134 zijn liederen Hammaälöth, zie aldaar. Zie voorts over het parallelisme, de acrosticha etc. Dichtkunst. Men lette er nog op, dat van de 5 bovengenoemde bundels de 1e grotendeels Ps. van David bevat, de 2e, die een z.g. Elohistische omwerking heeft ondergaan — d. w. z. de naam Jahwe (Here) is daarin vervangen door Elohim (God) — Ps. van David, van de Korachieten en van Asaf. De 3e bundel heeft liederen van Asaf, de Korachieten, David en Ethan. In deze bundel hebben de Ps. 73—83 ook een Elohistische omwerking ondergaan. De 4e bundel bestaat grotendeels uit anonieme Ps., terwijl er in de 5e weer enkele van David voorkomen. Men heeft uit Babel, Egypte, Phoenicië parallellen aangevoerd ter vergelijking van de Ps. De meest treffende is wel de zonnehymne van de Farao Akenaten, een hymne, die vergeleken kan worden met Ps. 104. Maar het principiële verschil in godsdienstig opzicht, dat tussen Israëls dichters en die der heidenen bestond, valt, zelfs bij overeenkomst in woorden, niet te loochenen. Dit geldt met name het diepe begrip van zonde, dat in Israël wordt aangetroffen. In de Ps. storten de gelovigen van Israël hun hart uit voor hun God. Ook in dit boek spreekt de Christus, de beloofde Messias, door Zijn Geest. Met name in Psalmen als 2, 22, 72 en 110 wordt Hij duidelijk aangekondigd.