Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

ELIA

betekenis & definitie

„Jahwe is mijn God”. De meest bekende drager van deze naam was een Tisbiet, naar alle waarschijnlijkheid afkomstig uit Tisbe in Gilead, 1 Kon. 17 : 1.

Toen Achab, de koning van Israël, die gehuwd was met Izebel, de dochter van Ethbaäl, de koning der Sidoniërs, de Baäl was gaan dienen, zij het dan naast de Here, trad E. plotseling op met de aankondiging van een jarenlange droogte, 1 Kon. 17 : 1, vgl. Jac. 5 : 17. Daarmede aanvaardt hij de strijd voor de Here tegen de Baäl. Luc. 4 : 25; Jac. 5 : 17 staat, dat deze droogte 3 jaar en 6 maanden duurde. 1 Kon. 18 : 1 wordt slechts gesproken van het 3e jaar. Men kan argumenten aanvoeren voor de opvatting, dat de uitdrukking 3 jaar en 6 maanden gebruikt is in de zin van een geruime tijd en denken aan een duur van ± 20 maanden. v. Gelderen stelt het begin in de lente van 860 en het einde in Nov. 859 v. C. (K.V. Koningen II, bl. 231). Eerst verborg E. zich op het bevel des Heren, bij de beek Krith, waar de raven hem des morgens en des avonds brood en vlees brachten en de beek hem water verschafte, 1 Kon. 17 : 2—4. Na verloop van tijd droogde de beek uit en vertrok E. op bevel des Heren naar Sarfath, dat lag tussen Sidon en Tyrus. De Here had daar een weduwe geboden E. te verzorgen, 1 Kon. 17 : 7. Hij verricht daar het wonder, dat het meel in de pot niet opraakt en de olie in de kruik niet ontbreekt; ook maakt hij de zoon van zijn gastvrouw, nadat het kind gestorven was, weer levend; 1 Kon. 17 : 7—24. In het 3e jaar vertoont E. zich weer aan Achab op het bevel des Heren en komt het tot de beslissende ontmoeting met de profeten van de Baäl en van de Asjéra op de Karmel, waarbij de Here op E.’s gebed, nadat de profeten van de Baäl, zelfs onder zelfverwonding, tevergeefs hun god hebben aangeroepen om vuur op hun offer te doen neerdalen, het vuur uit de hemel laat neerschieten: het lekte zelfs het water, dat over het brandoffer en het hout was gegoten, op. Nu volgt de kreet van het volk: De Here, die is God! De Here, die is God! E. laat de profeten van de Baäl aan de beek Kison slachten. Er komt regen. Achab rijdt naar Jizreël. E. snelt, om hem te eren, vóór zijn wagen uit, 1 Kon. 18.Het volgende hoofdstuk van dit deel van het 1e boek der Koningen, waarin zo’n grote plaats aan E. is ingeruimd, zodat men wel gedacht heeft aan ontlening aan een geschrift over de profeet E., verhaalt E.’s tocht naar Horeb, nadat hij voor de bedreiging van Izebel gevlucht was. De Here openbaarde Zich daar aan hem in het suizen van een zachte koelte en geeft hem op zijn klacht de opdracht terug te keren en Hazaël te zalven tot koning over Aram, Jehu tot koning over Israël en Elisa tot profeet in zijn plaats. Voorts belooft de Here hem in Israël 7000 over te laten, alle knieën, die zich niet gebogen hebben voor de Baäl, 1 Kon. 19 : 1—18. Merkwaardig is, dat E. zelf alleen Elisa tot zijn dienaar geroepen heeft, 1 Kon. 19 : 19—21. Elisa heeft later Hazaël het koningschap over Aram aangekondigd (2 Kon. 8 : 7—15) en Jehu tot koning over Israël doen zalven, 2 Kon. 9 : 1—10. E. heeft de uitvoering van deze twee opdrachten wel aan Elisa overgedragen. 1 Kon. 21 tekent ons E. als de boeteprofeet, die onverbiddelijk opkomt voor het verkrachte recht na de gerechtelijke moord van Izebel en Achab op Naboth. Namens de Here kondigt hij in de wijngaard van de vermoorde aan Achab in de meest krasse termen het oordeel aan: de uitroeiing van Achabs huis. Dan ontmoeten wij de profeet weer 2 Kon. 1. De Engel des Heren beveelt hem, de boden van de zieke Ahazia, die op weg zijn om Baäl Zebub, de god van Ekron, te raadplegen, tegemoet te gaan met bestraffing van Ahazia en met de voorspelling, dat hij op dit ziekbed sterven zal. De koning weet, dat het E. is, omdat de boden in de beschrijving van het voorkomen van de profeet zeggen: „Het was iemand met een haren kleed en een lederen gordel was om zijn lendenen gegord”, 2 Kon. 1 : 8. Ook door zijn kleding predikte E., evenals later Joh. de Doper, Matt. 3 : 4; 11 : 7, 8; Luc. 7 : 24, 25. Twee keer wordt een overste over 50 met zijn vijftigtal door vuur uit de hemel verteerd, 2 Kon. 1 : 9—12. Pas de derde slaagt er in door zijn ootmoedige houding de man Gods naar de koning te brengen. Elia herhaalt de aankondiging van diens dood, die wordt vervuld, 2 Kon. 1 : 13—17. 2 Kon. 2 ; 1—13 wordt vermeld, dat E. in een storm ten hemel is gevaren. Evenmin als Henoch (Gen. 5 : 24) is E. gestorven. Zo groot was hij in het koninkrijk der hemelen, dat hij in zijn einde van verre naar de hemelvaart van de Christus mocht wijzen. Elisa, die van dit grootse gebeuren de enige getuige is geweest, werd de erfgenaam van een dubbel deel van Elia’s geest. Hij is de profeet, die het deel van de eerstgeborene van zijn geestelijke vader ontvangt. Meer dan 7 jaar na de hemelvaart van E. kwam er een schrijven van hem tot de goddeloze koning Joram van Juda, waarin de Here hem een zwaar oordeel aankondigt wegens zijn afgoderij en de moord op zijn familieleden, 2 Kron. 21 : 12—15. Wij hebben dus in deze brief te doen met een profetie, door E. zelf op schrift gesteld.

E. is één der grootste profeten van het O.T. Hij riep Israël terug tot de dienst van de God van Mozes. Daarbij dacht hij aan de 12 stammen (1 Kon. 18 : 31), al ging zijn opdracht vnl. (doch zie de brief aan Joram van Juda) over de 10. Zijn plotseling optreden en verdwijnen is als de bliksem. Zijn wonderen tonen het feit, dat hij waarachtig „man Gods” is. In Mal. 4 : 5, 6 zegt de Here, dat Hij de profeet E. zenden zal, voordat de grote en geduchte dag des Heren komt. Die zal het hart der vaderen terugvoeren tot de kinderen en het hart der kinderen tot hun vaderen. Deze profetie is in Joh. de Doper vervuld, Matt. 11 : 14; 17 : 10—12, Luc. 1 : 17. E. zelf ontvangt de eer om aan Jezus te mogen verschijnen op de berg der verheerlijking en daar naast Mozes als de wetgever te mogen vertegenwoordigen de profeten, al de profeten van het Oude Verbond, Matt. 17 : 1—13, Marc. 9 : 2—13, Luc. 9 : 28—36. De wonderen van de twee getuigen in het visioen van de apostel Johannes in Openb. 11 : 1—14 herinneren aan die van Mozes en van E. De Joden, die op grond van de profetie van Maleachi E. verwachtten in de dagen van Jezus (Matt. 17 : 10; 27 : 47, 49; de naam van E. weerklonk bij Jezus’ sterven aan het kruis!) verwachten hem nog. Zij zetten bij de besnijdenis een stoel klaar voor E. als de ijverige getuige voor het verbond.

< >