Hoewel muggen met vliegen de talrijkste insectengroep in Palestina vormen, wordt slechts éénmaal in de St.Vert. de „mug” genoemd, Matt. 23 : 23.
In de grondtekst van Ex. 8 : 16 komt kĭnnīm (St.Vert. „luizen”) voor. Dit is de verzamelnaam voor muggen, waarvoor Egypte met zijn vele poelen, door de overstroming van de Nijl ontstaan, een ideaal oord is. Niet alleen de Steekmuggen (Culex) en de Malariamuggen (Anopheles) maar vooral de Kriebelmuggen (Simuliidae). Dit zijn kleine muggen, die zeer pijnlijk steken en een ondraaglijke jeuk veroorzaken. In grote zwermen vallen ze het vee aan en kunnen daar een massa-dood veroorzaken, die nog niet verklaard is (vs 17—18).
De Zandvliegen (Psychodidae), die Ex. 8 : 21 onder de naam ’arōb genoemd worden, zijn naar hun lichaamsbouw muggen.
De malaria is in Palestina, vanwege de talrijke moerassige plaatsen, regenbakken enz., waarin zich de malariamuggen kunnen voortplanten, een veel voorkomende ziekte. Bekende broeinesten van malaria zijn altijd geweest de Kustvlakte, de Vlakte van Jizreël, de omgeving van het Meer van Gennésareth en de Hulé-moerassen. De Joodse kolonisatie heeft hier echter reeds veel verbetering gebracht. Een van de gevaarlijkste malariamuggen is Anopheles elutus, waarvan de larven in rustig water met veel plantengroei voorkomen. Deze soort komt ook veel in de huizen. De malariagevallen kunnen zeer ernstig zijn, vooral omdat in Palestina ook voorkomt Plasmodium falciparum, de verwekker van de tropische malaria.
Bij de ziekte van de schoonmoeder van Petrus, Marc. 1 : 30—31, zullen we aan malaria hebben te denken, terwijl dit ook het geval zal geweest zijn met de zoon van de koninklijke hoveling te Kapernaüm, Joh. 4 : 46—53. Hier is het wellicht een geval van tropische malaria geweest, omdat er levensgevaar aanwezig was (vs 47 en 49). Zie ook Vlieg.
