Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

MAGI

betekenis & definitie

(magiërs) is het gelatiniseerde Griekse woord, dat in het Nederlands gewoonlijk door wijzen, bepaald uit het O., Matt. 2 : 1 v., wordt vertaald. Over de plaats, waar deze wijzen vandaan komen, bestaat verschil van mening.

Reeds in de Oudheid is aan Arabia gedacht, waartoe ook de woestijn ten ZO. van Palestina gerekend werd. Maar het zal beter zijn aan Babylonië of Perzië te denken, omdat bekend is, dat in deze landen sterrenwichelaars woonden. De grote vraag, hoe de wijzen door de ster op de geboorte van Jezus werden gewezen, is moeilijk te beantwoorden. Het meest waarschijnlijk is, dat de ster niet is geweest een z.g. nova, een nieuwe ster of een komeet, doch een sterrenkundig verschijnsel. Omstreeks Christus’ geboorte heeft er een tot tweemaal toe herhaalde conjunctie van Jupiter en Saturnus plaats gehad in het sterrenbeeld der Vissen. We kunnen dan verder aannemen, dat de magiërs, door Daniël, die tot hun groep zal hebben behoord, Dan. 2 : 48; 4 : 8; 5 : 16, iets geweten hebben van de geboorte van een Messias Koning in het Westen. Wellicht is hun de profetie van Bileam, Num. 24 : 17, bekend geweest. Vast staat, dat de wijzen misschien wel door studie van de sterrenhemel op de gedachte zijn gekomen, dat de profetie over de geboorte van de lang verwachte Koning vervuld was, doch dat zij slechts door Goddelijke aanwijzing, zij het dan in aansluiting aan een verschijnsel aan de hemel, naar Bethlehem zijn geleid, en Jezus als Koning hebben geëerd.Simon Magus, Hand. 8 : 9 en de Jood Bar Jezus, Hand. 13 : 6 genoemd, zullen blijkens hun bijnaam ook tot de magiërs hebben behoord. Het is niet gezegd, dat deze magiërs alleen in het O. woonden. De twee genoemden kunnen, omgekeerd, uit het O. zijn gekomen. Of de hier besproken personen tot de priesterkaste der Oosterse m. hebben behoord, waarvan oude schrijvers ons allerlei weten te vertellen, is niet met zekerheid te zeggen.

< >