Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

LOT

betekenis & definitie

1. Het lot kan men (met Geesink, Van ’s Heeren Ordinantiën III², bl. 288) noemen een religieus handelen, waarbij men God aanroept om Zijn beslissing in gevallen, waarin ons verstand of onze beslissing te kort schieten.

Voor „God” kan men beter zetten: de godheid; daar ook heidenen het lot kenden (zie hieronder: de heidense zeelieden in het geval van Jona). Vgl. Spr. 16 : 33. Men onderscheidt het lot van voorspelling, het lot van raadpleging en het lot van verdeling. Van alle drie dezer soorten komen er voorbeelden voor in het O.T. Zie voor het lot van voorspelling: Est. 3 : 7. De urim en de tummim worden hier wel eens onder begrepen, maar het is de vraag, wat wij daarbij moeten denken. Zie Borstschild. Zie voor het lot van raadpleging Lev. 16 : 8; Joz. 7 : 14 v.; 1 Sam. 10 : 19—21; 14 : 41, 42; Jona 1 : 7. Zie voor het lot van verdeling Joz. 13 : 1— 21 : 45; 1 Kron. 24 : 6 v., 31; 25 : 8 v.; 26 : 13 v.; Neh. 10 : 34; Spr. 18 : 18. Het Hebr. woord voor „lot” wordt in verband gebracht met een werkwoord: rollen, wentelen. In het Arabisch betekent een verwant woord: kiezel, steentje. Het lot wordt geworpen. Wanneer Spr. 16 : 33 staat, dat het lot in de schoot wordt geworpen, dan kan men daarbij denken aan een schudden van de loten in het bovenste deel van het kleed. Overigens dachten de Joden bij de loting op de grote Verzoendag aan een urn, waarin twee loten zich bevonden, het éne met het opschrift: voor Azazel, het andere met het opschrift: voor Jahwe.2. De zoon van Haran, den broeder van Abram, Gen. 11 : 27. Lot ging met Abram mee naar Kanaän, Gen. 11 : 31; 12 : 5, en zelfs naar Egypte, Gen. 13 : 1. Omdat Lot veel schapen, runderen en tenten bezat, konden Abram en hij niet bij elkander blijven. Abram liet hem de eerste keus van een deel van Kanaän. Lot koos de streek van de Jordaan, niettegenstaande de mannen van Sodom zeer slecht en zondig tegenover de Here waren, Gen. 13 : 1—13. In Sodom heeft Lot, die een rechtvaardige was, zijn rechtvaardige ziel gekweld door het zien en horen van de tegen alle wet ingaande werken der zedelozen, 2 Petr. 2 : 7, 8. In Sodom heeft Lot niet veel voorspoed gehad. Abram heeft hem, toen hij als krijgsgevangene was weggevoerd, bevrijd, Gen. 14 : 12—24. Bij de ondergang van Sodom heeft de Here Lot gered, Gen. 19. Dit was wel omdat God aan Abraham dacht, Gen. 19 : 29. Doch Abraham had voor behoud van Sodom om der wille van rechtvaardigen gebeden, Gen. 18 : 16—33. Lots vrouw werd een zoutpilaar, omdat zij bij de vlucht uit Sodom omzag, Gen. 19 : 23. Lot vestigde zich eerst in Zoar en daarna in het gebergte, Gen. 19 : 30. Zijn dochters, die bevreesd waren, dat zij zonder man en kinderen zouden blijven, maakten hem dronken en wisten te bewerken, dat zij van haar vader zwanger werden. De oudste dochter werd de moeder van Moab, de jongste van Ben-Ammi. Uit Moab stamden de Moabieten, uit Ben-Ammi de Ammonieten af, Gen. 19 : 31—38.

< >