Dit was de naam van de god der Moabieten. Hij wordt vermeld door koning Mesa op diens bekende inschrift: de steen van Mesa.
Mesa trachtte door het offer van zijn eigen zoon de afgod tevreden te stellen, 2 Kon. 3 : 27. Salomo bouwde een hoogte voor K., 1 Kon. 11 : 7, 33; 2 Kon. 23 : 13. Blijkens Assyrische spijkerschriftteksten kwam de naam K. in eigennamen voor. Sanherib vermeldt op zijn bekende zeszijdige leemprisma (II 52) Kam-mu-su-na-ad-bi Ma-a-ba-aia (= van Moab). Moab wordt genoemd het volk van K., Num. 21 : 29; Jer. 48 : 46. Jer. 48 : 7 wordt K. met ballingschap bedreigd. Het valt op, dat Jefta Richt. 11 : 24 K. de god der Ammonieten noemt. Dezen zullen dus in die tijd de nationale god van Moab hebben vereerd, waarschijnlijk omdat de Ammonieten toen het land der Moabieten hadden veroverd, voordat zij tegen Israël optrokken. Zij kunnen dus toen eenvoudig K. als god overgenomen hebben van de Moabieten. Doch dit is dan slechts tijdelijk geweest.