Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

JOHANNES

betekenis & definitie

Griekse vorm van een Hebr. naam, „Jahwe is genadig”,

1. De apostel, de zoon van Zebedeüs en Salome, een zuster van Maria, de moeder des Heren. Zebedeüs was visser en Johannes was evenals zijn oudere broeder de apostel Jacobus, bij Zebedeüs in het bedrijf, Matt. 1 : 19, 20. Zebedeüs kan geen arm man geweest zijn. Behalve zijn zonen werkten gehuurde arbeiders met hem in het schip, dat zijn eigendom geweest moet zijn, Marc. 1 : 20. En het is niet onmogelijk, dat hij handelsrelaties met de hogepriester te Jeruzalem had en dat daardoor J. in het huis van de hogepriester bekend was.
J. behoorde aanvankelijk tot de discipelen van de Doper. Door deze werd hij op Jezus gewezen. Zo was hij, met Andreas, de eerste discipel van Jezus, Joh. 1 : 40. Onder de apostelen nam J. een eerste plaats in. Met Petrus en Jacobus treedt hij bij verschillende gelegenheden op, waarbij de andere apostelen op de achtergrond bleven, als bij de opwekking van Jaïrus’ dochtertje, Marc. 1 : 37, bij de verheerlijking op de berg, Matt. 17 : 1 en in Gethsémané, Marc. 14 : 33. J. schijnt vurig van aard te zijn geweest. Met zijn broeder Jacobus ontving hij de naam van Boanerges, dat is zonen des donders, Marc. 3 : 17. Daar kan mee in verband staan, dat de zonen van Zebedeüs wensten, dat vuur uit de hemel zou nederdalen om de Samaritanen, die Jezus niet wilden ontvangen, te verteren, Luc. 9 : 54. Wellicht ook, dat zij zelf, met hun moeder Salome, begeerden aan Jezus’ rechter en linkerhand te mogen zitten in Zijn koninkrijk, Matt. 20 : 20. — In de lijdenstijd treedt J. bijzonder naar voren. Hij is het, die aan de maaltijd naast Jezus zit en Hem vraagt, wie de verrader zal zijn, Joh. 13 : 23. Hij komt tijdens het proces in het huis van de hogepriester en leidt Petrus daar binnen, Joh. 18 : 15, 16. J. staat met Maria bij Jezus’ kruis, neemt de zorg voor Maria op zich en onderscheidt zeer duidelijk, dat Jezus sterft, Joh. 19 : 26, 35. Na de opstanding gaat hij, nadat de vrouwen er eerst geweest zijn en in schrik zijn weggevlucht met Petrus naar het graf, en ziet de linnen windsels liggen. Na Petrus betreedt hij de grafkamer en komt tot geloof, Joh. 21 : 1—10. Hij is tegenwoordig bij verschillende verschijningen, m.n. ook bij die aan de zee van Tiberias. Als Jezus tot Petrus gesproken heeft, vraagt Petrus, wat er met J. zal geschieden en Jezus spreekt van Zijn vrijmacht om het lot van J. te bepalen. Misverstand leidt uit het woord van Jezus af, dat J. niet sterven zal. In de Hand. vinden we J. bij de apostelen, bepaald ook bij Petrus. Met Petrus geneest hij de kreupele, Hand. 3 : 1 v. Met Petrus wordt hij gevangen genomen en voor het sanhedrin geleid om verantwoording af te leggen, doch vrij gelaten. Kort daarna is J. weer met Petrus gevangen gezet, door een engel bevrijd en na een tweede verhoor opnieuw uit de gevangenis ontslagen, Hand. 5. Met Petrus gaat J. naar Samaria, Hand. 8 : 14. In het N.T. horen we daarna, afgedacht wat uit zijn eigen geschriften is op te maken, niet meer van J. Het meest betrouwbare verhaal is, dat J. uit de ballingschap op Patmos vrijgekomen is, leider van de kerk te Ephese is geworden, daar strijd met Cerinthus en de Doceten heeft gevoerd en er op hoge ouderdom gestorven is. Een minder betrouwbaar bericht meldt, dat J. de marteldood gestorven zou zijn, doordat hij in een ketel met kokende olie zou zijn geworpen.
J. heet de discipel, dien Jezus liefhad. Niet omdat hij Jezus’ neef was, dat was Jacobus ook, doch omdat hij de gave ontvangen had de Heiland zeer in het bijzonder te verstaan en te spreken op een wijze, welke die van Jezus het dichtst nabij kwam. Hij wordt de apostel der liefde genoemd, niet omdat alles bij hem zo lief was — we wezen reeds op zijn onstuimigheid — doch omdat hij zo heerlijk van de liefde van en tot God en de naaste heeft geschreven.
2. J. de Doper, was de zoon van de priester Zacharias, en Elisabeth, die ook uit het huis van Aäron was, dan een nicht van Maria, de moeder des Heren. Toen Zacharias en Elisabeth reeds op jaren gekomen waren en niet meer verwachten een kind te zullen ontvangen, verscheen de engel Gabriël Zacharias in de tempel, terwijl hij gereed stond het reukoffer te verrichten. Gabriël voorspelde aan Zacharias, dat hij een zoon zou hebben, die J. moest heten. Die zoon zou een groot werk Gods doen in Israël, zou leven als een Nazireër, en vervuld zijn met de H. Geest van zijn geboorte aan. Hij zou in de kracht van Elia de Here een volk toebereiden. Toen Zacharias deze profetie niet kon geloven, zeide de engel hem, dat hij stom zou zijn, totdat J. zou worden geboren. Elisabeth werd naar het woord Gods zwanger, en bracht op de bestemde tijd J. ter wereld. Over de naamgeving van het kind, ontstond verschil van mening met de buren, doch toen Zacharias verklaard had, dat het kind J. zou heten, werd dit zijn naam. Zacharias mocht toen weer spreken, Luc. 1. Van de jeugd van J. de Doper is ons niets bekend. Hij vertoefde in de woestijnen tot zijn optreden in het openbaar, Luc. 1 : 80. We weten dus ook niet, of er verkeer tussen Jezus en J. is geweest in hun jonge jaren.

Op Gods tijd trad J. op in het openbaar. Zijn uiterlijk herinnerde aan dat van Elia, want hij droeg als deze een kleed van kameelhaar en een lederen gordel. Hij vertoefde in de woestijn van Judea, we mogen aannemen vooral in de omtrek van het Z.lijkste deel van de Jordaan en at daar het woestijnvoedsel, sprinkhanen en wilde honig. J. predikte, dat het koninkrijk der hemelen nabij was gekomen. God sticht een rijk in de zondige wereld, in welk rijk Hij wordt erkend en geëerd. Dat rijk sticht Hij centraal in Christus. En als Christus staat te komen, alreeds in de wereld is, vgl. Joh. 1 : 9, dan is de vestiging van dat rijk verzekerd, dan zal Zijn heerlijke openbaring weldra worden gezien. Om in dat rijk te komen is bekering noodzakelijk. Wie zich bekeerde, zijn zonden beleed, werd door J. gedoopt. Zo ontstaat er een kring, die bereid is Jezus te ontvangen. Het optreden van J. niet te Jeruzalem, doch naast de priesters, al was hij een priesterzoon, maakte een geweldige indruk. Velen kwamen tot hem, beleden hun zonden en lieten zich door hem dopen. Maar er kwamen er ook uit bijoogmerken, zo Farizeën en Sadduceën, die zich niet waarachtig bekeerden, hun weigerde J. de doop, Matt. 3 : 1—12. Er kwamen ook priesters en Levieten tot J. om hem te vragen, wie hij was. En hij sprak het uit, hij was noch Elia, noch de profeet, noch de Messias, hij was de Voorloper van de Messias, gelijk Jesaja voorspeld had, dat die komen zou, Joh. 1 : 19—27.

De voornaamste taak van J. is geweest, het aanwijzen en het dopen van de Messias, het verklaren, dat hij zelf de mindere was van de Messias, want die zou niet met water dopen, doch met de H. Geest en met vuur. Matt. 3 : 11 v. Dat leert de betekenis van de doop van J. kennen. Hij is een Christelijke doop. De door J. gedoopten zijn niet overgedoopt. Doch deze doop was nog niet volledig, hij kreeg zijn noodzakelijke aanvulling in de komst van de H. Geest op het Pinksterfeest. Ook Jezus heeft zich door J. laten dopen. Hij werd daarin de mensen gelijk en trad zelf toe tot de kring, waarvan Hij het hoofd was. J. was tevens de getuige van Jezus’ doop. Hij zag de Geest komen als een duif en hoorde de stem uit de hemel.

Toen Jezus optrad, was het werk van de Doper afgelopen. Het schijnt, dat deze dat niet heeft verstaan en nog een tijdlang tegelijk met Jezus heeft gewerkt, Joh. 3 : 22, 23. Hoewel vele, misschien de meeste discipelen van J. zich dicht bij Jezus aansloten, bleef J. discipelen om zich houden en wellicht nog nieuwe werven. Daaruit is ontstaan een kring van discipelen van J., gelijk die later te Ephese blijkt te bestaan, Hand. 19. Toch kan daar ook gedacht worden aan mensen, die in Palestina door J. waren gedoopt, b.v. bij een feestbezoek, naar Ephese waren teruggekeerd en niet van Jezus hadden gehoord.

J. had Herodes Antipas bestraft, omdat deze vorst Herodias, de vrouw van zijn broer Philippus tot vrouw had genomen. Daarom zette Herodes J. gevangen in de rotsvesting Machaerus bij de Dode Zee. In de gevangenis komt J. tot twijfel omtrent het werk van Jezus, zendt twee van zijn discipelen, die hij ook toen nog had, tot de Heiland en wordt door Deze terecht gewezen, Matt. 11. Toen de dochter van Herodias Antipas door haar dansen had vermaakt en als beloning het hoofd van de Doper begeerde, liet Herodes J. in de gevangenis ombrengen, Matt. 14.

Het werk van de Doper heeft een geweldige indruk gemaakt op het Joodse volk. Hij was weer een profeet, Jezus noemt hem groter dan alle profeten, Matt. 11 : 9. Ook de Joodse geschiedschrijver Josephus schrijft over de Doper. Het optreden van J. heeft ook deze betekenis, dat het zondaren naar Christus drijft.

3. De vader van de apostel Petrus, volgens de goede tekst van Joh. 1 : 43; 21 : 15, 16, 17. Deze man heet ook Jona, Matt. 16 : 17.
4. Hand. 4 : 6 genoemd, een voornaam oudste of Schriftgeleerde van het Joodse volk, van wie verder niets bekend is.

< >