vrouwel. vorm van Salomo, „rijk aan vrede”.
1. De vrouw van Zebedeüs, de moeder van Jacobus en Johannes, vgl. Matt. 27 : 56 met Marc. 15 : 40. S. stond bij het kruis, Matt. 27 : 56 en ging met andere vrouwen naar Jezus’ graf. Marc. 16 : 1.
2. De dochter van Herodias, die danste voor Herodes Antipas en daarvoor het hoofd van Joh. de Doper ontving, Matt. 14 : 3—11.