Het land G. is een vlakte aan de NW.zijde van het gelijknamige meer. Het is door Flavius Josephus beschreven als een vruchtbare, goed bevloeide vlakte; een landstreek met vijgebomen, palmen en notebomen, Matt. 14 : 34.
Het meer G. heet in het O.T. Zee Cinnereth, Num. 34 : 11 en in het N.T. Zee van Galilea, Matt. 4 : 18, Meer G., Luc. 5 : 1, en Zee van Tiberias, Joh. 6 : 1. 1 Macc. 11 : 66 heet het water Gennesar. De Arabieren hebben als tegenwoordige naam Bahr Tabarije (meer van Tiberias). — De grootste lengte van het meer is 21 km, de grootste breedte 12 km, de oppervlakte ± 170 km², de grootste diepte 42—48 m, terwijl de waterspiegel 208 m beneden het niveau van de Middell. Zee ligt. Het meerbekken is een deel van een dalingsveld, een gezonken aardschol tussen de hoge horsten van W.-Jordaanland en Basan. Aan de randen van de dalingsvelden treedt door onderaardse breukspleten vulkanisch materiaal naar boven. Vandaar dat hier basaltische gesteenten voorkomen; van de postvulkanische verschijnselen zijn het meest interessant de warme bronnen van Tiberias, die om de genezende kracht reeds in de Rom. tijd gebruikt werden. — Door de lage ligging is het hier in de zomer zeer warm. De dagelijkse temperatuurschommeling of amplitudo (dus het verschil van dag- en nachttemp.) is niet groot. Daardoor is te verklaren het openlucht-leven, dat we meer dan eens in de evangeliën vermeld vinden: de schare overnacht buiten: „zij zijn nu drie dagen bij mij gebleven” (Marc. 8:2). Gevaarlijk zijn de plotseling opkomende stormen, die in elke tijd van het jaar kunnen woeden (Marc. 4 : 37). Het meer heeft grote betekenis voor de visserij, zowel nu als in de Oudheid. — In de jaren van ’s Heilands omwandeling op aarde waren de oeverlanden veel dichter bevolkt: binnen de omtrek der beschermende heuvels waren toen stadsmuren, huizen, synagogen en werven. Toen waren er scharen, die elkander verdrongen (Marc. 5 : 24) en steden met markten en straten en stegen (Luc. 14 : 21). Het meer heeft vooral betekenis omdat aan de NW.-lijke oever „Zijn stad”, Kapernaüm, lag, Matt. 9 : 1, en alles hier spreekt van Hem.