Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

Gepubliceerd op 17-04-2025

DIAMANT

betekenis & definitie

Deze edelsteen meent men te zien aangeduid door het Hebr. woord sjamīr, dat in het O.T. voorkomt Jer. 17 : 1, Ez. 3 : 9, Zach. 7 : 12. Hetzelfde woord heeft Jes. 5 : 6; 7 : 23, 24, 25; 9 : 17; 10 : 17; 27 : 4; 32 : 13, waar het als collectivum gebruikt wordt, de betekenis: dorens.

Uit Jer. 17 : 1 blijkt, dat men de sjamīr als punt of spits van een stift gebruikte. Daaruit is misschien deze dubbele betekenis „dorens” en „diamant” te verklaren. Een andere kwestie is, of sjamīr d. betekent. Bolman, De edelsteenen uit den Bijbel (1938), ontkent, dat het Hebr. woord, dat in LXX wordt weergegeven door adamas, dit betekent en acht sjamīr geen edelsteen, doch wil het door „staal” vertalen. Openb. 4 : 3; 21 : 11, 18, 19 wil Bolman het Gr. woord jaspis door d. weergeven. Zie verder Prasem.

< >