ook wel Askalon, een Filistijnse stad aan de zee (de profeet spreekt van A. en de zeehaven, Jer. 47 : 7). De stad werd door Juda veroverd, Richt. 1 : 18, maar in Simsons dagen waren de Askelonieten vijanden van Israël, Richt. 14 : 19, en in Samuels tijd is het een van de 5 steden der Filistijnen, 1 Sam. 6 : 17.
In Davids klaaglied wordt gezegd: Verkondigt het niet te Gath, boodschapt het niet op de straten van A., 2 Sam. 1 : 20. De twee stadsnamen zijn niet willekeurig gekozen; Gath ligt van de 5 Filistijnse steden het dichtst bij Israël en A. het verst aan de Middell. Zee; bij die twee namen denkt men aan geheel het Filistijnse gebied. (Het zou óók kunnen zijn dat die straten bazars waren; vgl. 2 Kon. 20 : 34). De stad wordt ook in de profetieën als Filistijnse nederzetting genoemd, Am. 1 : 8, Jer. 25 : 20, Zef. 2 : 4. Van de Assyrische overstroming had A. evenveel te lijden als haar naburen. Maar in de dagen van de Maccabeën kreeg zij haar aanzien terug.Herodes, die hier geboren was, verfraaide de stad met bouwwerken en tuinen. In de Rom. en Byzantijnse tijden was A. een middelpunt van Griekse beschaving. Een grote betekenis had A. in de eeuwen der kruistochten als zeehaven. Maar ten slotte werd de stad in 1270 door Sultan Bibar genomen en gesloopt, en sindsdien is A. niet meer opgebouwd. Nu liggen de ruïnes van de oude stad begraven onder duinzand; wat thans als Askalan gewezen wordt zijn bouwvallen van zuilen, muren en torens, die boven het zand uitsteken. Opgravingen zijn hier verricht door de British School of Archaeology te Jeruzalem.