Wat is de betekenis van Rust?

2025-07-18
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Rust

v. (-en), 1. de toestand die intreedt (en het zich overgeven daaraan) bij het ophouden van arbeid, moeite of inspanning : na de morgenarbeid volgt een uur rust; de rust op de vlucht naar Egypte ; rust nemen; rust voor lichaam en geest; — (mil.) rust! commando om aan te geven dat de militairen niet meer in de voorge...

2025-07-18
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

rust

rust - zelfstandig naamwoord 1. toestand waarin je niets doet ♢ ik moet wat rust hebben 1. hem met rust laten [niet lastigvallen] 2. tot rust komen ...

2025-07-18
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

rust

(de) - op rust, met pensioen. Ook de missionarissen uit onze provincie die op rust zijn, kwamen zich later op de dag bij het gezelschap voegen. - HV, 26-08-2002. - op rust gaan, met pensioen gaan. - op ruststellen, op pensioen stellen, pensioneren.

2025-07-18
Molenwoordenboek

B.D. Poppen (2000)

Rust

Klamp op het voeghout van de vang.

2025-07-18
Politiek woordenboek

Marco Bunge (1985)

Rust

Volledige immobiliteit. Als een fractieleider of de premier een van zijn/haar fractieleden of bewindslieden vraagt over een onderwerp de publicitaire rust te bewaren, is er feitelijk sprake van een spreekverbod voor dat lid of die bewindspersoon.

2025-07-18
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

rust

Pensioen, in versch. verb.: op rust, met rust gaan, met pensioen gaan; - op rust stellen, op pensioen stellen, pensioneren; - op rust als nabepaling bij een persoonsnaam: rustend, in ruste; bij militairen ook: buiten dienst. - Zie ook oprustgesteld en opruststelling. Dokter Nagels gaat op rust en ik neem zijn taak...

2025-07-18
Lexicon Beeldende Kunstenaars

Pieter Scheen (1980)

Rust

Johan Adolph; geb. Amsterdam 13 april 1828, overl. Amsterdam 27 juli 1915. Woonde en werkte aldaar. Leerling van zijn oom C. Springer. Schilderde stads-, zee- en riviergezichten. In 1856 lid van ‘Arti et Amicitiae’ te Amsterdam. Gaf les aan John Hulk jr, F. A. Lissone en M. Monnickendam. Jarenlang tekenleraar, o.a. aan de Industriescho...

2025-07-18
Lexicon van de Psychologie

N. Sillamy (1965)

RUST

het ophouden met lichamelijke of geestelijke activiteiten. De levensritmen worden gekenmerkt door een noodzakelijke afwisseling van momenten van activiteit en van rust (slaap volgt op waken, uitzetting van het hart op samentrekking van het hart enz.). Wamieer de mens zonder ophouden werkt, raakt hij overwerkt: daardoor ontstaan bepaalde psychosomat...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-18
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Rust

s., rêst, frede, fredigens; (bij kinderspel), bikoar (it), biskie(d) (it), bitingst (it); toestand van —, stal; de koeiengeven (niet meer melken, enige weken vóór het kalven), de kij stal jaen; — noch duur hebben, it nearne fine kinne gjin lins hawwe; tot...