Rusteloos
bn. bw. (...lozer, -t), 1. zonder rust, geen rust nemend, in voortdurende beweging of actie : de rusteloze slinger der klok; een rusteloos schepseltje; rusteloze werkzaamheid; de zeemeeuwen vlogen rusteloos heen en weer ; — voortdurend, onvermoeid bezig : rusteloos in de weer zijn, naar iets streven; hij heeft een rusteloze g...