Wat is de betekenis van MAÄCHA?

2025-07-17
Bijbelse encyclopedie

Prof. dr. F.W. Grosheide (1950)

MAÄCHA

1. Een Aramees landschap in Dsjolan tussen de Hermon in het N., Gesur in het Z., Basan in het O., de Wadi el Hasbani (een bronrivier van de Jordaan) in het W. Een stad in dit gebied was Abel Beth Maächa. Het werd aanvankelijk niet door Israël veroverd: de kinderen Israëls verdreven de Maächieten niet, maar Maachath woonde in het midden van Israël,...

2025-07-17
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Maacha

Bijbelsche naam van vsch. personen uit het O. T., waarvan een dochter van Absalom, lievelingsvrouw van Roboam (929-913) en moeder van Abia (912-910), de bekendste is (3 Reg. 15.2). Door haar kleinzoon Asa (910-870) wegens afgodendienst van het hof verdreven (3 Reg. 15.10, 13). A.v.d.Born.

2025-07-17
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Maacha

I. Een van de drie Ararneesche rijkjes (Bëth Rechöb, Zoba en Maacha), die in het Overjordaansche gebied ten Noorden van den Jarmoek gelegen hebben en later in het rijk van Damaskus zijn opgesmolten. Het wordt alleen in Davids dagen vermeld (2 Sam. 10 : 6, 8; I Kron. 19 : 6 v.). Toch bestond het blijkbaar reeds bij het binnendringen van Is...

2025-07-17
Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Maacha

verschillende personen in het O. T., nl.: 1) zoon van Nahor; Gen. 22: 24. 2) moeder van David’s zoon Absalom; II Sam. 3: 3; I Chron. 3 : 2. 3) vader v. Achis, koning van Gath ; I Kon. 2: 39. 4) huisvrouw van Rehabeam; I Kon. 15: 2, 10, 13; II Chron. H : 20—22; 15: 16. 5) bijwijf van Kaleb; I Chron. 2:48. 6) huisvrouw van Machir, den zoo...