Wat is de betekenis van greep?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Greep

(grepen), I. m., 1. het grijpen; grijpende beweging, inz. om iets te omvatten, te bemachtigen : met een snelle wending ontging hij de greep der uitgestoken handen ; hij deed een greep in de zak met geld ; — omklemming : in de greep van de vijand ; — een blinde greep, een greep in het wilde, op goed geluk af;...

2025-07-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

greep

greep - Zelfstandignaamwoord 1. (m) grijpende beweging om iets te omvatten, te bemachtigen 2. (m) manier van aanvatten, hanteren 3. (m) toevallige, willekeurige keuze 4. (m) houvast, grip 5. (m)/(f) de hoeveelheid die men in één keer kan grijpen 6. (m)/(f) handvat 7. (m)/...

2025-07-17
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

greep

greep - zelfstandig naamwoord 1. het vastpakken ♢ ik heb geen greep op het gladde zeil 1. in een ijzeren greep [stevig omklemd] 2. in de greep van iets ...

2025-07-17
Golfsportwoordenboek

Jan Luitzen (2009)

greep

→ grip

2025-07-17
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

greep

(de; grepen) KR - manier van vastpakken van een toestel of attribuut. • Bij krachtsport wordt de halterstang vastgepakt in hetzij smalle greep (met de armen dicht hij elkaar), normale greep (met de armen op schouderbreedte) of brede greep (met gespreide armen). (KRUKP) • Er zijn talloze grepen waarvan de benaming afhankelijk is van wat de sporter...

2025-07-17
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

greep

grepe, grypende beweging; handvol; handvatsel; voorval.

2025-07-17
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Greep

is een meertandige metalen vork, voorzien van een halflange houten steel met dwars geplaatst handvat aan het eind. Een mest-g. heeft 4, soms 6, iets gebogen, vierkante of ovale tanden, die vrijwel in één lijn staan met de steel. Een rooi-g. voor aardappelen heeft 3 à 4 brede, platte of op doorsnee driehoekige tanden. Een g. voo...

2025-07-17
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Greep

s.; (het grijpen), greep, gryp, snap, taest, taek; (greep, invloed), foet, fet; (handvat), hânfet (it), hantein (it), heft (it); (vork), gripe, grjippe; met eenlosser maken (van grond), opgrypkje; stevig genoeg om met de verwerkt te kunnen worden (van mest) grypfêst; b...

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

greep

I. m. grepen (het grijpen; een grijpende beweging naar iets; manier van grijpen; een handigheid): hier en daar een greep doen in; een gelukkige greep; een greep uit de geschiedenis; God zegen de greep, zegsw. bij het doen van een greep op goed geluk. II. v. grepen (1 de hoeveelheid, die men met een greep in bet. 1 kan grijpen; handvol; 2 datgene, w...