Wat is de betekenis van deeg?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Deeg

I. DEEG I. zn. v., (veroud.) iets waaraan men wat heeft of waardoor men vooruitgaat: dat middel, dat drankje zal u deeg doen, zal u goed doen ; — ’t is niet veel deegs, niet veel zaaks ; — hij heeft er deeg van, is er mee in zijn schik ; — van die plagerijen zal hij geen deeg hebben, geen schik he...

2025-07-17
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

deeg

Het begrip deeg heeft 3 verschillende betekenissen: 1) bakdeeg. gekneed mengsel van meel of bloem met een rijsmiddel (gist, bakpoeder of ei), een vloeistof (melk of water) en een vetstof (boter of olie), om er bijvoorbeeld brood of gebak van te bakken; bakdeeg. In het taalgebruik niet altijd onderscheiden van beslag (zie het laatste voorb...

2025-07-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

deeg

deeg - Zelfstandignaamwoord 1. het ongebakken kneedbare uitgangsmateriaal voor het bakken van diverse broden en gebak, vervaardigd van meel aangevuld met rijsmiddelen (gist, bakpoeder, ei, ...), vloeistoffen (melk, water, ...) en smaakstoffen zoals suiker en zout Verwante begrippen beslag

2025-07-17
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

deeg

deeg - zelfstandig naamwoord 1. gekneed mengsel ♢ voor het deeg van pasta heb je tarwemeel en water nodig 1. iemand een koekje van eigen deeg geven [hem net zo slecht behandelen als hij anderen behandelt]...

2025-07-17
Art & Architecture Thesaurus

Getty Research Institute (1990)

deeg

deeg - Deeg is het ongebakken basisproduct voor diverse soorten gebakken etenswaren, zoals brood, gebak en pasta. Het basisingrediënt van deeg is meel, aangevuld met een vloeistof en rijsmiddelen en smaakstoffen.

2025-07-17
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

deeg

meelmassa (met water).

2025-07-17
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Deeg

s.n., daei (it).

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

deeg

I. o. degen (gekneed week mengsel van een vloeistof met een vaste zelfstandigheid, inz. meel met water of melk): - kneden; - braken; z. ald.; - opmaken, - afwegen; zegsw. ze zijn allen van één -, van dezelfde soort. II. (voordeel, nut; genoegen): ergens - van hebben; dat drankje zal u - doen.

Wil je toegang tot alle 20 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-17
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Deeg

Deeg - vervormbare, halfvaste massa uit bloem of meel en water, waarin verder, afhankelijk van hetgeen men eruit bereiden wil, rijsmiddelen, suiker, melk, boter, vet, olie, eibestanddeelen, zout, krenten, rozijnen, geur- en smaakstoffen aanwezig kunnen zijn. Men gebruikt echter de aanduiding deeg ook wel voor massa’s van dezelfde consistentie...