Artis dierenencyclopedie

H. van de Werken (1969)

Gepubliceerd op 01-11-2023

Schorpioenen

betekenis & definitie

Dat ze door de eeuwen heen bij de mens grote afschuw hebben opgewekt, is wel te begrijpen. Met hun stekelstaart, dreigende scharen en lichaam als van een reusachtig griezelinsekt, zien ze er inderdaad onplezierig uit.

En terecht, want de meeste soorten zijn giftig. Hoeveel ze ook op insekten lijken, ze zijn het niet, net zomin als hun verwanten, de spinnen. Kenmerkend zijn kop en borststuk die bij insekten afzonderlijke delen zijn, maar bij de schorpioenen tot één geheel zijn vergroeid. Verder zijn er vier paar poten in plaats van drie zoals bij insekten. Heel opvallend zijn de grote scharen, de pedipalpen, die zich aan het kopborststuk bevinden. En dan is er het staartvormige achterlichaam waarop het wapen van de schorpioenen staat, de stekel. Het is een soort angel die in verbinding staat met een paar gifklieren, welke zich in het verdikte deel van het laatste lid bevinden.

Schorpioenen behoren tot de eerste dieren die, honderden miljoenen jaren geleden, het water verlieten en het land opzochten. Uit fossiele vondsten blijkt dat die vroege voorouders weinig van de huidige vormen afweken. In die tijden waren ze praktisch overal op aarde te vinden, tegenwoordig komen ze in vele soorten hoofdzakelijk voor in tropische en subtropische gebieden, enkele kleine soorten ook in Europa, tot in de zuidelijke Alpendalen toe.

Het zijn allemaal nachtdieren die overdag onder stenen, in spleten en holletjes of achter boombast verscholen zitten. Ze trekken niet naar donkere hoekjes toe omdat ze zo lichtschuw zijn, maar ze komen er min of meer automatisch. Ze zoeken namelijk naar plaatsjes waar hun lichaam over een zo groot mogelijk oppervlak met objecten uit de omgeving in aanraking komt. Wat tevens betekent dat het dier dan op een donker plekje verstopt zit. In gevangenschap accepteert het dier ook stukken glas of een flesje waar het precies tussen of in past; de schorpioen voelt zich veilig, maar beseft niet dat hij in het volle licht zit.

Het voedsel – voor kleine soorten vooral insekten; grote versmaden hagedisjes, muizen en ander klein gedierte niet – wordt vermoedelijk opgespoord met behulp van de fijne haren die op het lichaam, speciaal de pedipalpen, staan ingeplant en die met zeer gevoelige zenuwen zijn verbonden. De geringste luchtstroming, veroorzaakt bijvoorbeeld door een bewegend insekt, kan er mee worden geregistreerd. De prooi wordt met de scharen gegrepen en naar de mond gebracht. Met de vier voorste poten, die een verterende stof afscheiden, wordt de buit klein genoeg gemaakt om te worden verorberd. Schorpioenen eten maar weinig en kunnen ook lang zonder. In Artis hebben de grote soorten aan een paar kakkerlakken per week voldoende. Een exemplaar uit het Middellandse Zeegebied vastte 368 dagen eer hij, omringd door voedsel, de hongerdood stierf.

Weinig opwekkend zijn bij schorpioenen de huwelijksgebruiken. De paartijd is eigenlijk de enige periode waarin een paar individuen bij elkaar komen; voor het overige zijn ze erg eenzelvig en gaan ze in hun buurt komende soortgenoten op leven en dood te lijf. In een insektarium kunnen er daarom alleen enkele bij elkaar worden gezet wanneer er voldoende schuilgelegenheid is, anders blijft er na verloop van tijd maar één over: de sterkste. In de paartijd wordt een volledige bruiloftsdans opgevoerd, de soms uren durende schorpioenedans, waarbij de dieren met sierlijke bewegingen om elkaar heendraaien, de staarten omstrengelen en elkaar bij de scharen pakken en waarbij het mannetje, het wijfje meetrekkend, zijdelingse en achterwaartse pasjes maakt. Na de paring is het echter uit met de liefde: veelal wordt meneer dan door mevrouw … opgegeten. De eieren ontwikkelen zich in het moederlichaam, zodat de jongen levend ter wereld komen.

Dat kan wel meer dan een jaar duren, zoals bij een alleenzittend wijfje in Artis bleek. De geelwitte, ongeveer één centimeter lange jongen – het kunnen er enkele tientallen zijn – klauteren op de rug van de moeder en blijven daar tot de eerste vervelling zitten, een dag of tien, twaalf. In die tijd behoeven ze niet te eten maar wordt er geteerd op het reservevoedsel dat ze in het lichaam hebben meegekregen. Daarna gaan ze hun eigen weg. Als ze tenminste de kans krijgen. We hebben de indruk dat mama ze in die tijd nog slechts als prooi ziet. In Artis althans verdwenen ze na de ‘rugperiode’ spoorloos!

Berucht zijn schorpioenen om hun gif. Er schijnen minstens twee soorten schorpioenegif te bestaan. De ene soort, waarover ook enkele kleine Europese schorpioenen beschikken, heeft ongeveer hetzelfde effect als een bije- of wespesteek. Het andere is veel gevaarlijker en doet soms weinig onder voor dat van een gifslang. De steek van een bepaalde Noordafrikaanse soort kan de mens binnen vier uur doen sterven. Een soort uit India maakte in een betrekkelijk klein gebied in 14 jaar 23 slachtoffers, onder wie 14 kinderen, die extra gevoelig voor het gif schijnen te zijn.

Merkwaardig is overigens dat de hoeveelheid gif die deze schorpioenesoort (Buthus tamulus) kan afscheiden, op papier niet voldoende is om een mens te doden: 5,3 milligram wat hooguit voldoende is voor een dier met een lichaamsgewicht van amper drie kilo. Zeker is dat veel afhangt van de conditie van het slachtoffer. Honden schijnen er ook heel gevoelig voor te zijn, maar fenneks, de kleine woestijnvosjes, deert het gif van de Noordafrikaanse schorpioenen weinig – evenmin als egels.

Hoe en wanneer de schorpioen zijn stekel gebruikt, is niet duidelijk. Vele soorten in ieder geval niet om er een prooi mee te verlammen of te doden, maar als verdedigingswapen tegen vijanden, al schijnen er te zijn die er wèl gebruik van maken voor het verkrijgen van een al te heftig tegenspartelende maaltijd. Bij gevaar buigt de schorpioen de staart omhoog over het lichaam, de angel in de richting van de tegenstander. Het toesteken gebeurt met verbluffende snelheid. In sommige streken worden zo vaak mensen gestoken, dat de artsen er altijd een tegengif in voorraad hebben. Voor de kleinere soorten zijn er allerlei huismiddeltjes, onder andere wat kalium-permanganaat of wat wijnsteenpoeder op de steek doen en vervolgens een druppeltje water, wat wel even brandt, maar de pijn van de steek schijnt weg te nemen.

Een simpeler middel, waarover door vele geleerden in India wordt geredetwist, is met een scherp voorwerp de pijnlijke omgeving van de steek te krabben en krassen – niet door de huid heen – en die bewegingen, als de hand bijvoorbeeld is geraakt, naar de punt van de vingers voort te zetten. Zelfs doktoren uit India zweren erbij. Ze beweren dat op die manier ook de jeuk van insektebeten kan worden verdreven.

< >