Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Gepubliceerd op 30-05-2017

sleutelkind

betekenis & definitie

kind met werkende ouders.

kind met werkende ouders dat zichzelf na schooltijd met zijn eigen sleutel thuis moet binnenlaten; kind dat thuis vaak alleen is omdat zijn beide ouders werken.

Voorbeelden:
Quinten gaat naar een opvanggezin vlak in de buurt, de grote jongens kiezen ervoor om in de studie te blijven en Akko is sinds dit jaar een sleutelkind, dat op eigen houtje om vier uur thuiskomt.
De Standaard, 1997

Sleutelkinderen hadden een touwtje om hun hals met een sleutel eraan. Ze waren een soort wezen, want hun moeder was er overdag nooit.
Tom Pauka, De meidenziekte, 1983

< >