Tot aan het tijdperk van de Restoration volgt de ontwikkeling van het Engelse uurwerk met een zekere traagheid de koers die door de grote centra in Frankrijk en Duitsland wordt aangegeven. In 1660 begint met de Restoration voor het Engelse uurwerk, meer nog dan voor de meubelkunst, een bloeitijd die tot voorbij het midden van de 18de eeuw heeft geduurd.
Deze opbloei was te danken aan de uitvinding van het slingeruurwerk door de Nederlander Christiaan Huygens in 1656. dat reeds in 1658 in Engeland wordt geïntroduceerd door de Nederlands-Engelse klokkenmaker Ahasverus Fromanteel. Deze grondvestte op het prototype van alle slingeruurwerken, het Haagse klokje, de toekomstige ontwikkeling van de Engelse tafelklok die in Engeland doorgaans wordt aangeduid met de term 'bracket clock' (lett. consoleklok). Beide namen houden verband met het feit dat de traditie van vóór het tijdperk van de slinger nu eenmaal wilde dat de klok aan de muur thuishoorde (normale klokken hadden immers gewichten). Deze traditie was de oorzaak dat men zowel in Engeland als in Frankrijk met de slingerklok niet veel anders wist aan te vangen dan hem eveneens aan de muur op te hangen. Omdat het uurwerk echter was voorzien van pootjes, plaatste men het op een aan de wand bevestigde console. In de loop van de 18de eeuw werd het in Engeland toch meer gewoonte om de bracket clock op tafel te plaatsen, maar de naam bleef gehandhaafd.
Uit de uitvinding van het ankerechappement in 1675 door de Engelsen Clement en Hooke volgde de ontwikkeling van de lange slinger, waaraan een ander Engels-Nederlands kloktype zijn ontstaan dankt: de slaande klok (long-case clock). Naast Fromanteel is de veelzijdige Tompion een der belangrijksten uit dit tijdvak, waaruit ook nog de uitvinding van het zaagslagwerk door Barlow in 1765 stamt: andere grote namen uit de begintijd zijn D. Quare. J. Knibb en E. East.
Het begin van de 18de eeuw is een tijdperk waarin met succes wordt gezocht naar verdere vervolmaking van de bestaande systemen. In 1715 weet George Graham een belangrijke verbetering aan de ankergang te leveren (grahamgang). Daarna komen kort na elkaar twee verbeteringen voor de lange slinger tot stand, in 1725 de kwik-compensatieslinger van Graham, in 1726 de rooster-compensatieslinger van Harrison. Na 1750 is de Engelse klokkenmakerij over zijn hoogtepunt heen. doch klokkenmakers als T. Mudge ende familie Vulliamy hielpen nog een tijdlang om de Engelse naam hoog te houden. Tijdens de economische recessie die tegen het eind van de 18de eeuw samenging met de geldverslindende Amerikaanse Vrijheidsoorlog en de daarna volgende oorlog met Frankrijk ging het met de klokkenmakerij sterk bergafwaarts.
Na 1815 werden de Franse stijlen voor Engeland toonaangevend. In deze periode zet ook het verval in; goedkope import uit Frankrijk. Zwitserland en Amerika verdrong het Engelse produkt. dat op deze wijze aan zijn goede kwaliteit ten onder ging.