slagwerksysteem waarbij het aantal slagen wordt bepaald door een tandheugel (de zgn. zaag) met traprad. ca. 1675 uitgevonden door de Engelsman E. Barlow.
Het aantal slagen hangt af van het uur dat door de uurwijzer wordt aangewezen: hiertoe is op het uurrad een zgn. traprad of snekrad bevestigd, voorzien van met het aantal uren dat geslagen moet worden corresponderende, trapsgewijs aflopende inkepingen. Bij de uitlichting van het slagwerk valt de zaag omlaag voor zover de inkeping in het traprad dit toestaat; hoe dieper de inkeping, hoe verder de zaag omlaagvalt. Bij het lopen van het slagwerk wordt bij elke slag een tand van de zaag omhooggeduwd. Het slagwerk stopt zodra de zaag helemaal omhoog is gehaald. het voordeel van het zaagslagwerk is dat het uurwerk niet van slag kan raken, ook al worden de wijzers verzet, en het biedt de mogelijkheid van repetilieslagwerk en repetitiemechanieken. Het zaagslagwerk werd al spoedig na 1675 in alle klokken van betere kwaliteit gebruikt; in provinciale klokken en pendules werd echter nog heel lang het oude systeem met sluitschijf toegepast.