Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Gepubliceerd op 17-11-2021

Vervening

betekenis & definitie

is het vergraven van veen voor turfbereiding. Historisch is bekend, dat in onze streken reeds 2000 jaar geleden veen als brandstof gebruikt werd.

In de Middeleeuwen werd in Ned. zowel uit hoog- als laagveen turf gewonnen bij gebrek aan andere brandstoffen (z. ook zelnering).Bij de hoge vervening, d.w.z. de v. van hooggelegen venen, worden doorgaans ter bundeling van de belangen van de verschillende grondeigenaren veenschappen opgericht, die van provinciewege worden gereglementeerd. Deze v. geschiedt volgens een plan van aanleg, waarbij eerst tot in de zandondergrond hoofdkanalen en vervolgens, meestal haaks hierop zijkanalen, z.g. wijken, worden gegraven (z. Opsplitten). Hierlangs wordt de turf afgevoerd. De neiging ontstaat om het turfvervoer per as te doen geschieden; de verkaveling van de verveende gebieden zou zich hierdoor geheel wijzigen t.o.v. de oude veenkoloniën.

Na ontwatering door greppels wordt het veen gestoken in verschillende grootten, afhankelijk van de hoedanigheid (z. Steekturf) en aanvankelijk op het onvergraven veen, doch bij voortschrijdende v. op het reeds vergraven dal te drogen gezet (zetveld). Bij de machinale turfbereiding worden ruw afgestoken brokken veen door een machine vermalen, in lange repen afgenomen en te drogen gezet (z. Persturf).

De bovenste veenlaag, de bolster, is niet geschikt voor brandturf. Zij blijft op de zandondergrond achter, tenzij er turfstrooisel uit gewonnen wordt. Aangezien de boLster van grote waarde is voor de ontginning van het afgegraven veen, is in de prov. verveningsreglementen van Gron. en Drente opgenomen, dat minstens 40 resp. 50 cm bolster achter moet blijven. Ontginning en v. komen in conflict, indien de vervener een te hoog peil heeft aangehouden, mede hierdoor het vaste veen niet volledig heeft vergraven en te veel bolster heeft afgevoerd. Bij de reglementering van de v. kan men voor dgl. conflicten w-aken. Ongereglementeerde v. biedt later aan de ontginner zeer grote moeilijkheden (z. Boerenveenput).

De lage vervening, d.w.z. turfwinning uit laaggelegen venen, leidt tot het ontstaan van plassen.

De niet voor turfwinning geschikte bovengrond wordt eerst in de sloten, later in het reeds verveen de deel gestort. Het veen wordt gestoken of gebaggerd en op het onvergraven terrein gedroogd (z. Baggerturf). Deze zetvelden zijn vaak langgerekt en smal: ribben, kragen, kregels, legakkers. Zij moeten de golfslag beperken, doch zijn hierdoor ook vaak verdwenen. De plassen leverden grote gevaren op voor aangrenzende gronden, wegen, behuizingen en rivierdijken.

Bovendien konden de tot water vergraven gronden de gronden polderlasten niet meer opbrengen. Hardnekkige pogingen tot reglementering hebben ten slotte geleid tot de voor lage v. verplichte oprichting van veenpolders. Hierdoor kan landvernieling worden tegengegaan en kunnen voorschriften worden gegeven t.a.v. de omvang van de v. en de regeling van de financiële verplichtingen. Van het gebaggerde veen worden slikgelden geheven, welke dienen tot dekking van lasten, het maken van schadevoorkomende voorzieningen en ter financiering van de latere droogmaking. De meeste veenplassen, die zich onder meer over een groot deel van Z.Holl. benoorden de rivieren uitstrekten, vindt men thans ingedijkt en bemalen als droogmakerijen terug. Turf ondervindt zware concurrentie van steenkool.

De weinige nog voor v. geschikte hoogvenen worden slechts langzaam afgegraven. Ook de op enige plaatsen onvoltooid gebleven lage v. (Vinkeveen) hebben nauwelijks voortgang.

F. HELLINGA.

< >