is het vlak maken van het maaiveld van land.
Tot e. wordt overgegaan:
a. indien de verschillen in maaiveldshoogte t.o.v. de grondwaterstand op een perceel zo groot zijn, dat hierdoor belangrijke groeiverschillen in het gewas optreden;
b. indien de hoogteverschillen de bewerking van het perceel bemoeilijken;
c. indien oppervlakkige afstroming van water in goede banen moet worden geleid, hetzij voor waterafvoer, en dan met het oog op erosie, hetzij voor bevloeiing.
Voorbeelden van a. vindt men in zandgebieden op de grens van hoge en lage gronden, b. op gronden, waar vroeger moernering is toegepast, c. in gebieden waar water-erosie wordt bestreden of bevloeiing wordt toegepast. Het e. wordt meestal uitgevoerd als onderdeel van ontginnings- of herontginningswerkzaamheden.
Bij de egalisatie worden de hoge plekken afgegraven en de lage met de uitgegraven grond aangevuld. Hierbij mag nooit te veel goede bovengrond van de hoge plekken worden afgevoerd. Daartoe moet meestal eerst de bovengrond opzij worden gezet alvorens men de ondergrond kan e. (z. Uitlagen). De bewerking wordt hierdoor zeer kostbaar. Uitvoering geschiedt in handwerk, met kruiwagen of smalspoor, of machinaal b.v. met bulldozers of scrapers. Het machinaal e. is goedkoper en gaat sneller dan met handkracht. Men dient er echter voor te waken, dat geen slruetuurbcderf optreedt, ten gevolge van het rijden met de zware machines bij nat weer.