Relikwieën of relieken zijn de overblijfselen van heiligen of bijzonder vereerde personen of de voorwerpen door hen aangeraakt.
De vroegchristelijke theologen zagen het belang van de zintuiglijke waarneming van de relieken. Het was veel makkelijker om de mensen tot het christendom te bekeren door middel van deze concrete bewijzen van Christus’ bovennatuurlijke macht. Eén van de kerkvaders, Gregorius van Nyssa in Klein-Azie († 394), beschreef bijvoorbeeld in zijn grafrede voor de martelaar Theodorus de personen die het geluk hadden om met hun eigen handen een reliek aan te raken:
‘... hun ogen, hun mond, hun oren, al hun zintuigen waren actief tijdens deze handeling en, terwijl ze tranen van dankbaarheid vergoten, hebben ze tot de martelaar hun gebeden gericht, opdat hij in hun voordeel zijn invloed zou aanwenden, alsof hij nog levend voor hen stond’.
Het belang van de zintuiglijke waarneming van de relieken leidde eveneens tot de toestemming om cultusbeelden te vervaardigen. Zij moesten, net als de relieken, de herinnering aan de afgebeelde figuren doen herleven en een gevoel van eerbied ten aanzien van hun persoon opwekken.