Sommige huisvrouwen laten de wasch, terstond na het opspoelen, stijven, maar het is voordeeliger, dit eerst te doen, als zij al op zolder is gedroogd. In het eerste geval verslapt het water, dat in het goed is achtergebleven, de stijfsel, zoodat veel meer moet worden gebruikt om den gewenschten graad van stijfheid te krijgen.
Voor het groote goed, dat gesteven moet worden, gebruikt men gewone, voor het fijne wordt de zoogenaamde patentstijfsel genomen; hiervan is minder noodig en de wasch krijgt er een veel fraaier glans door.Waschgoed, dat zeer stijf moet zijn en waartoe dus ook genoemde voorwerpen behooren, moeten met ongekookte stijfsel behandeld worden. Ongekookte stijfsel moet dun zijn en men maakt ze door de stijfsel eerst met een beetje koud water tot een papje te roeren, waarna men dat verdunt met meer koud water. Dit dunne papje moet zoodanig in het goed gewreven worden, dat elk plekje ervan doordrongen is. Dan veegt men elk stuk aan weerskanten af en gaat dadelijk tot strijken over, dus zorg dreigende, dat de stijfsel in het goed door het strijken gaar kan worden. Wacht men te lang, dan blijft het waschgoed slap. Bovendien zet in dat geval de stijfsel zich af en laat witte vlekken en kringen na.
Om boorden en manchetten mooi en glanzend te kunnen strijken, moet men ervoor zorgen, dat alle oude stijfsel wordt weggewasschen en dat het goed volkomen schoon is, omdat na het strijken elke ongerechtigheid duidelijk naar voren komt. Ook mag men eerst gaan stijven als het waschgoed volkomen droog is, daar anders de stijfsel verdund wordt en de boorden en manchetten slap zouden blijven.
Boorden en manchetten blijven na het strijken slap, als de stijfsel niet genoeg is doorgedrongen, als het goed onder 't strijken te veel droogt, dus als men niet vlug genoeg te werk gaat, niet hard genoeg drukt, óf wel als men te lang doorstrijkt met een koud ijzer. Ook bereikt men niet het gewenschte resultaat als het goed bij 't uitmaken van vlekken of rimpels te nat wordt gemaakt.
Voor boorden en manchetten maakt men meestal gebruik van rauwe stijfsel, de zoogenaamde glansstijfsel. Voor één paar manchetten en twee boorden neemt men een lepel stijfsel en een klein beetje borax, mengt dit samen met wat koud water tot een dun papje, haalt de boorden en manchetten door deze vloeistof, wringt ze vooral niet te stijf uit, strijkt ze met de vlakke hand zoo glad mogelijk uit, en legt ze dan een paar uur tusschen schoone witte doeken te drogen. Zij moeten nat gestreken worden met schoone, onberispelijk gladde glansbouten. Het behoeft zeker niet apart vermeld, dat de boorden en manchetten op de gewone wijze worden gewasschen en gebleekt.