Het jaar 2020 is bijna ten einde, en deze rubriek overziend, moet ik constateren dat hij vooral coronagerelateerde woorden heeft opgeleverd. Zoveel, dat Ton den Boon er een heel coronawoordenboek aan heeft gewijd.
Tijd voor iets leukers. Het blad Golden Raand, tijdschrift van de stichting Het Groninger Landschap wijdde een artikel aan natuurliefhebbers die eenmaal per jaar vlinders gaan tellen en categoriseren. Een van de vrijwilligsters noemt dat gaan vlinderen. Dat lijkt een relatief nieuwe betekenis voor dit werkwoord.
Ik heb het ANW (Algemeen Nederlands Woordenboek) er eens op nageslagen, en die heeft al een redelijk aantal betekenissen, maar deze ontbreekt nog (Van Dale online heeft hem al wel). Het ANW noemt: zich bewegen als een vlinder, zwemmen met de vlinderslag, zich als een vlinder doen gevoelen, nergens langs bij blijven, om iets heen praten, en een betonvloer afwerken met een vlindermachine. Daar komt dus bij: vlinders turven. Ook het woord vlinderaar is al in omloop voor de beoefenaars van deze activiteit.De atalanta is de meest voorkomende vlinder in Nederland.