Gepubliceerd op 05-05-2017

Opvoedingsidealen

betekenis & definitie

Bij de meeste autochtone Nederlanders staan in de opvoeding zelfstandigheid (‘losmaken’), eigen verantwoordelijkheid en sociaal gevoel bovenaan. Bij de meeste migranten staan andere opvoedingsdoelen voorop: gehoorzaamheid aan de ouders, respect tonen aan ouderen en je gedragen zoals het hoort (‘conformisme’).

Veel autochtone Nederlanders proberen hun kind ‘in redelijk overleg’, dus met veel praten, op het goede pad te brengen. De meeste niet westerse migranten zijn directiever in hun opvoeden, waarbij ook makkelijker een tik wordt uitgedeeld. Je moet naar me luisteren, betekent bij hen vaker: je moet me gehoorzamen.

Laagopgeleide autochtonen lijken in hun manier van opvoeden op migranten. Ze zijn minder gericht op overleggen en slaan ook makkelijker. Ik heb vroeger ook klappen gehad, ik ben er niet slechter van geworden. In vroeger tijden was slaan een algemeen gewaardeerd middel in het opvoeden. In de Bijbel stond al: Wie zijn kind liefheeft, tuchtigt hem reeds vroeg. (Spreuken 13, vers 24).

Westerlingen willen eigenlijk geen onderscheid maken in de opvoeding van jongens en meisjes. Maar het gebeurt toch. In migrantengemeenschappen wordt veel duidelijker een jongen anders opgevoed dan een meisje. Jongens moeten sterk en krachtig worden. (Arabisch ‘kbir’). Daar ontleen je, als man, je status aan. Wie niet kbir is, is ‘sgir’: slap, week, verwijfd. Allochtone ouders laten hun zoons meer vrij dan de meisjes. Jongens moeten de wereld in om daar zichzelf en later hun familie te leren verdedigen. Meisjes moeten ‘kbira’ zijn: zedig en kuis. Ze moeten het liefst zo lang mogelijk binnen gehouden en beschermd worden. Hun zedigheid moet de eer van de familie in stand houden.

De reclamecampagne uit de jaren negentig Een slimme meid is op haar toekomst voorbereid sloeg niet aan bij Turkse en Marokkaanse ouders. Ze lazen erin dat de dochter zich zou gaan losmaken, het ergste dat ouders kan overkomen. De slogan in het Turks ‘vertaald’ werd: Mijn slimme dochter is op haar toekomst voorbereid. Nu blijft ze voor de ouders ‘mijn’ dochter’, ook als ze gaat studeren. Bovendien is ze geen ‘meid’, dus geen hoer, maar in de nieuwe formulering een (nette) dochter (Zie Jongeren. Zie Maagdelijkheid).