Gepubliceerd op 05-05-2017

Generaliseren

betekenis & definitie

Kent u het verhaal van de onderwijzer die zijn leerlingen een lief muisachtig diertje liet zien? De kinderen aaiden het, lieten het over hun handen en schouders lopen en waren vertederd. Weten jullie wat het is? Het is een rat. Toen vluchtten de kinderen weg. Niet de concrete waarneming maar de angstassociaties van het woord ‘rat’ had de overhand gekregen.

Omdat generaliseren onvermijdelijk en vaak noodzakelijk is, zijn twee aandachtspunten van belang. Mensen blijken bijna altijd in hun eigen voordeel te generaliseren. Daarom komt de eigen familie er vaak beter af dan de schóónfamilie en daarom worden immigranten vaak negatiever beoordeeld dan autochtonen. Mensen zijn bovendien geneigd om kenmerken van anderen te generaliseren. Dé Afrikanen zijn… In Toerkmenistan zijn dé mensen niet te vertrouwen. Alle buitenlanders zijn… Over de ‘eigen’ groep zijn mensen geneigd meer individuele nuances te zien.

Generaliseren, het spanningsveld met professioneel handelen.

In veel beroepen moet snel gehandeld worden. Het is onvermijdelijk en zelfs vaak nuttig dat bij snelle beslissingen gebruik wordt gemaakt van gegeneraliseerde opvattingen en intuïties. Dit gegeven vraagt in een multi-etnische samenleving extra aandacht.

Een agent ziet een jonge jongen op een dure nieuwe scooter. Stel dat die agent meer alert is bij een willekeurige allochtone jongen dan bij een idem autochtone jongen. Is die agent dan bevooroordeeld of juist professioneel? Is het professioneel dat de douane op Schiphol vooral let op drugsvervoer bij vluchten uit de Antillen? Is het professioneel dat de marechaussee in internationale treinen vooral ‘zwarte’ passagiers checkt op drugs?

Dit is een precair onderwerp dat maatschappelijk belangrijk is. Veel grote buurtconflicten (‘rellen’) zijn begonnen met een aanhouding door de politie in een multi-etnische context.

Drie opmerkingen.

- Professionals moeten m.i. niet proberen het generaliseren af te leren. Ze moeten juist proberen om beter te generaliseren. Hun streven moet zijn om meer ware en meer genuanceerde generaliseringen te krijgen. Ze moeten ook hun intuïties (die ook altijd hun basis hebben in generaliseringen) scherpen. Een goede professional ziet aan een groep slenterende jongeren of ze iets kwaads in de zin hebben of niet. Die weet dat Turken meestal niet stelen. Die ziet het verschil tussen een Marokkaan en een Hindoestaan. Die weet dat mannen vaker geweld zullen gebruiken dan vrouwen. Die weet dat hij geneigd is een blanke Nederlander onschuldig te vinden. Die weet dat een árme immigrant eerder een meisje schaakt dan een rijke immigrant. Die weet dat eerwraak wel bij Turken en juist niet bij Marokkanen te verwachten is. Die hoort aan het dreigement ‘Ik maak je dood’ of het serieus genomen moet worden, etc.
- Een professional beseft dat zelfs zijn allerbeste generalisering niet altijd tot een juist oordeel leidt. Dat besef, die twijfel, is wezenlijk voor zijn professionaliteit.
- Een professional weet ook hoe pijnlijk het is als iemand wordt aangehouden op grond van zijn uiterlijk. Een professional bouwt dat in in zijn gedrag. De marechaussee checkt in de treincoupé waar hij eigenlijk alleen een zwarte man wil controleren daarom vaak eerst een blanke passagier.

Een agent kan bij het staande houden van iemand zeggen: ‘Ik houd u in deze groep als enige aan omdat ik een signalement heb doorgekregen van iemand die op u lijkt’.

Bijgaande agente hanteert een heel speciale stijl. ‘Als we scootercontroles houden, doe ik (autochtone politievrouw) het altijd zo: Ik geef de jongens die we laten stoppen altijd een hand. Ik zeg dat we zijn scooter gaan controleren en dat we álle scooters die langskomen laten stoppen voor controle. Vaak zijn scooters opgevoerd. Afhankelijk van de mate waarin, krijgt de bestuurder een boete of wordt de scooter in beslag genomen.

Ik zeg vaak zoiets (en meen dat ook) als: ’Die scooter kan echt veel te hard, dat is gevaarlijk joh, als ik jouw moeder was dan zou ik me zorgen maken, want als je zo hard rijdt en dan valt raak je zwaar gewond, vooral aan je mooie gezicht en hoofd. Ik zou dat vreselijke vinden’. Ook jongens uit de straatcultuur raakt zo’n persoonlijke aanpak. Na afloop, bij het weer geven van een hand, zeggen ze vaak: ‘Dank u wel mevrouw, ik snap het wel, u moet ook maar uw werk doen’. Zelfs als ze een behoorlijke boete hebben gekregen of hun scooter moeten achterlaten. Ik heb veel minder last van onbeschoftheden en brutaliteiten dan als ik het anders zou doen’. (uit: Kaldenbach Respekt, 99 tips..)

De filosofe Martha Nussbaum schreef dat áls er geen andere mogelijkheid is dan te moeten kiezen tussen twee kwaden, we dat niet-beoogde kwaad niet moeten negeren. We moeten erkennen dat we het veroorzaken en er verantwoordelijkheid voor nemen.

Generaliseren bestaat in vier patronen.

Mensen generaliseren op vier totaal verschillende manieren (Allport).

- 1% = 100%. Soms veralgemenen we een opvallend, maar zelden (1%) voorkomend verschijnsel. Arabieren hebben een harem. Nederlanders lopen op klompen. Schotten lopen in rokjes.
- 95% = 100%. Bij dit patroon van generaliseren wordt iets wat vaak (95%) voorkomt veralgemeend naar de volle 100%. Nederlanders hebben een paspoort. Turken spreken Turks (er zijn veel talen in Turkije). Islamieten en joden eten geen varkensvlees.
- Een hoger percentage = 100%. In dit geval generaliseren we iets wat in een groep váker voorkomt naar 100%, ze zijn dan allemaal zo. Jongens zijn technisch. Italianen zijn emotioneel.
- Een gelijk percentage = 100%. Soms is er waarschijnlijk geen verschil tussen groepen. Ook dan kan de negatieve eigenschap toch aan de anderen worden toegeschreven. Duitsers zijn lawaaiig op campings. Vrouwen rijden slecht.