Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Gepubliceerd op 14-03-2019

Maat

betekenis & definitie

Maat - Oudhollandsche steenkolenmaat, waarvan 38 een hoed. Ook: Oudhollandsche maat voor zout.

— iedere als eenheid aangenomen grootheid, welke dient om andere grootheden van dezelfde soort te bepalen, door te onderzoeken, hoeveel malen die eenheid in de te bepalen grootheid begrepen is; het onderzoek zelve noemt men meten. Men onderscheidt lengte-, vlakte- en inhoudsmaten, gewichten enz.