Handelslexicon

J. Hagers (1910)

Gepubliceerd op 13-03-2019

Consul

betekenis & definitie

Consul - ook: consulair agent, consul generaal, vice-consul; de gevolgmachtigde ambtenaar, die zijne regeering in sommige gevallen vertegenwoordigt, maar wiens voornaamste werkkring bestaat in de bewaking van de handelsbelangen, vooral wat den internationalen handel en de zeevaart betreft, der onderdanen van den Staat, dien hij vertegenwoordigt, in den Staat, waarin hij zijn werkzaamheden of ambt uitoefent. Een der eerste plichten van den consul is, dat hij zich in het algemeen de kooplieden, maar ook de zeelieden zijner natie aantrekt, vooral, wanneer deze in moeilijke gevallen, b.v. met stranding of berging van goederen, hulp noodig hebben. Ook is hem een zekere rechtsmacht toegekend, terwijl in nagenoeg alles, wat de eigenlijke scheepvaartpolitie betreft, schippers en scheepslieden aan zijne uitspraak onderworpen zijn.

De werkkring van die ambtenaren brengt verder mede, dat zij aan allen, die er belang bij hebben, al zulke inlichtingen verstrekken omtrent den handel en de nijverheid, den landbouw en de scheepvaart, enz., van het land, waarin zij gevestigd zijn, als door dezen van hen verlangd worden en zij in staat zijn te geven.

De consuls ressorteeren onder het Ministerie van Buitenlandsche Zaken, hoewel zij niet het eigenlijke karakter van diplomaten hebben, tenzij hun dat soms wordt opgedragen, en zij dus ook niet de rechten van gezanten bezitten ; toch genieten zij sommige voorrechten, wanneer zij althans niet tevens onderdanen zijn van den Staat, bij welken zij zijn aangesteld. Alvorens zij hun ambt kunnen aanvaarden, moeten zij door den Staat, bij welken zij benoemd worden, erkend en toegelaten worden, daar geen Staat verplicht is of gedwongen kan worden, zich de keuze van een consul te laten welgevallen.

De consuls zijn verdeeld volgens rangen: de consul-generaal, die voor een geheel land of voor een zeer groot district is aangesteld en die meestal consuls, vice-consuls en consulaire agenten onder zich heeft, de consul, die voor een of meer plaatsen benoemd is, evenals de consulaire agent, die, zonder den rang van consul te hebben, dezelfde functiën uitoefent, de vice-consul, die of den consul-generaal ter zijde staat, of als plaatsvervanger van dezen of van den consul optreedt, wanneer hun plaatsen onbezet zijn. De vice-consul oefent dan gelijke macht uit als degene, wiens plaats hij vervangt, bij aanwezigheid doen zou. Sommige consuls genieten deels een vaste jaarwedde van den staat, dien zij vertegenwoordigen en bovendien zekere rechten voor hunne werkzaamheden en van de binnenkomende en uitgaande schepen, consulaatsgelden, door de belanghebbenden te voldoen, deels bestaat de vergoeding voor hunne werkzaamheden alleen in het laatste en hebben zij geen vaste jaarwedde.

De consul is vaak een onderdaan van het land, waarin hij woont en aan de wetten daarvan onderworpen. Echter hebben de consuls in vele landen bepaalde voorrechten (vooral in Oostersche), b.v. ook vaak dat zij niet aan alle wetten van het land onderworpen zijn en dat het consultaat beschouwd wordt als grondgebied van het land, dat het vertegenwoordigt.

Zie voor eene volledige lijst van Nederlandsche consuls in den vreemde, het tijdschrift „Handelsberichten”. Vier maal ’s jaars verschijnt deze lijst, als bijlage daarvan.