Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

velodroom

betekenis & definitie

Wielerbaan in de openlucht of overdekt, omgeven door tribunes. In het wielermekka Gent staat deze wielerbaan bekend als ‘het Kuipke’. De houten wielerbaan dateert van 1962 en telt slechts 160 meter. Dit velodroom heeft een hellingspercentage van meer dan vijftig procent. Hierdoor behoort het tot de moeilijkste pistes ter wereld. Verbazingwekkend is dan ook het geringe aantal valpartijen. Frans: vélodrome, l’assiette. Zie ook: pistier. Een beroemde overdekte wielerbaan met houten piste is de Vélodrome d’Hiver, gebouwd in 1894 te Grenoble. Ook wel afgekort tot ‘Vel d’Hiv’.

Ik ken slechts twee velodroms die de stormen van het bestaan trotseerden: deze van Robaais, die aan de West Vlaamsche grenzen lag, en van Zurenborg, waar we, in 1905 het Wereldkampioenschap der sprinters wisten winnen door Poulain, vóór Mayer en Ellegaard. (Karel Van Wijnendaele: Het rijke Vlaamsche wielerleven.1943)

De velodromen rezen als paddestoelen uit de grond: Nijverheidspaleis 1886, Zurenborg 1894, Haantjeslei 1898, Kiel 1910, Gitschotel 1911, Oud Arsenaal 1912 en Garden City 1914. (Karel Luyckx: Een eeuw sport in Antwerpen. 1985)