Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

Gepubliceerd op 25-05-2017

freewheel

betekenis & definitie

Engels voor het tandwieltje op de naaf van het achterwiel, dat, als men de trappers niet stilhoudt, niet met het achterwiel meedraait. Werd rond 1900 uitgevonden. Zie ook vrijloopnaaf.

Bij alle baanwedstrijden en door een paar wielrenners voor training, wordt een vaste overbrenging gebruikt. Daar is een speciale naaf voor nodig, met een enkel ‘vast’ tandwiel en geen freewheel. (Steve Thomas, Ben Searle & Dave Smith: Wielrennen. 1997)

Na de meegenomen pedalen op een fiets van de juiste framemaat te hebben gemonteerd en zich te hebben verwonderd over de eenvoud en het lichte gewicht van een fiets zonder remmen, freewheel en versnellingen, rijdt de beginneling de eerste rondjes, nagekeken door de beheerder, die hem heeft geadviseerd het eerste half uur beneden te blijven om aan de doortrapper te wennen, (de Volkskrant, 13/03/1999)