Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Iudex

betekenis & definitie

Iudex - . In civiele processen was het regel, dat de twistende partijen voor den praetor verschenen. De praetor nam kennis van de zaak, onderzocht of er eene actie in zat, d.w.z. of een der op zijn album vermelde gevallen van rechtsvordering op het geval van toepassing was; hij besliste echter zelf niet, of de eischende partij gelijk had (zie echter iudicium extra ordinem). Hij stelde alleen het ius vast, d. i. hij omschreef, wat recht was in geval de klager in zijn recht bleek te zijn, en wat er geschieden moest ingeval dit niet bleek.

De vaststelling van den procesdag, de oproeping der getuigen geschiedden door den praetor, doch de beslissing, de uitspraak, het iudicium, werd door hem opgedragen òf aan een enkelen rechter, iudex, arbiter, òf in sommige gevallen aan een college van drie of vijf rechters, iudices recuperatores. Zulk een iudex kreeg van den praetor eene bepaalde instructie, waarin hem voor elk geval de uitspraak was voorgeschreven; hij had dus alleen te onderzoeken, of de eischer zijn recht bewijzen kon. De pleidooien en het getuigenverhoor hadden dus voor den rechter plaats.

Wanneer iemand door den praetor werd opgeroepen, om als alleenstaand rechter op te treden, nam hij een consilium amicorum mede, ten einde hem als adviseurs ter zijde te staan. Het gewoonterecht eischte dit. Doch zijne uitspraak was de beslissende sententia iudicis, die geen hooger beroep toeliet.De iudices bij de quaestiones perpetuae speelden eene andere rol. Deze quaestiones waren processen in strafzaken, waarbij de straf eens en voor goed door eene wet was vastgesteld. Het kwam er dus slechts op aan, of de schuld van den beklaagde bewezen kon worden of niet. Hier vormden derhalve de iudices een hof van gezworenen, waar meerderheid van stemmen gold. De wet bepaalde het aantal gezworenen, alsmede hoeveel er door aanklager en aangeklaagde mochten gewraakt worden (reiectio iudicum).
Jaarlijks werd door den praetor urbanus eene lijst opgemaakt van hen, die voor het rechtersambt in aanmerking kwamen (album iudicum). Eerst bestond de lijst alleen uit leden van den senatorenstand; de lex Sempronia van C. Gracchus (123) bracht hierin verandering door de senatoren uit te sluiten en het rechtersalbum samen te stellen uit hen, die den riddercensus hadden (zie equites). Sulla’s lex Cornelia iudiciaria (81) gaf het rechtersambt aan den senaat terug. Ten gevolge van de reorganisatie van het strafrecht door Sulla ingevoerd, waren er voortaan 8 quaestiones, waarbij de meeste strafdelicten waren ingedeeld; daar er slechts zes praetoren beschikbaar waren, en sommige quaestiones, vooral die inter sicarios, gewoonlijk gesplitst moesten worden, wezen de praetoren voor elk van de overige een iudex quaestionis (z. a.) aan.

De lex Aurelia van L. Aurelius Cotta (70) verdeelde de iudicia tusschen den senaat, den ridderstand en de tribuni aerarii, zoodat bij elke quaestio perpetua het gerechtshof uit drie afdeelingen of decuriae bestond. Caesars lex Iulia sloot de aeraartribunen wederom uit; M. Antonius voerde wederom eene derde decurie zonder census in, voornamelijk uit centuriones en veterani samengesteld; Augustus nam vier decuriën aan; de leden der vierde decurie werden ducenarii geheeten naar hun census van slechts 200000 sestertiën. Uit de rechterslijsten werd door den praetor, wien het aanging, voor iedere zaak het voorgeschreven aantal rechters door loting aangewezen, sortitio iudicum.

Ingeval de wet bepaalde, dat in plaats der gewraakte rechters andere zouden geloot worden, heette dit subsortitio. Een arbiter behoefde niet uit het album iudicum te worden gekozen. Dikwijls gaven de twistende partijen zelf aan den praetor op, wien zij liefst als arbiter wenschten aangewezen te zien.

< >