Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Equites

betekenis & definitie

Equites - (over de atheensche ἱππῆς z. a.). Eene lijfwacht van ruiterij, celeres genaamd naar het gr. woord κέλητες, wordt reeds onder de regeering van Romulus vermeld. Ze stonden onder een tribunus celerum, v. s. onder 3 tribuni celerum.

Onder de koningen klom het getal equites tot 1800, in 18 centuriae verdeeld. Zes dezer centuriën droegen den naam van sex suffragia. Vermoedelijk zijn dit de drie dubbelcenturiën van Tarquinius Priscus: Ramnes, Tities, Luceres priores en posteriores.

De overige heeten XII centuriae equitum. Na de verdrijving der koningen bleef het getal op 1800, zij werden genomen uit rijke burgers der eerste klasse. Wanneer een bepaalde census voor de equites is vastgesteld, weten we niet, maar later bedraagt die 400.000 sestertiën van 2½ as = ƒ 40.000.

Bij de lex Roscia theatralis van 67 werd deze census hernieuwd, en ook in den keizertijd is dit zoo gebleven.

De ruiters ontvingen van den staat geld (aes equestre z. a.) voor het aankoopen van een paard, equus publicus, en tot onderhoud een zeker havergeld, aes hordearium (z. a.). Wanneer de census gehouden werd, werden ook de equites gemonsterd, recognitio.

Hun paard aan den teugel leidende, traden zij ieder op hunne beurt voor de censoren, en hoorden daar de woorden traduc equum of vende equum. Het laatste was eenteeken, dat men van de lijsten der equites was geschrapt, hetzij wegens niet voldoende onderhoud van zijn paard, hetzij de censors om eene andere reden eene openbare bestraffing wilden toepassen. In 403 tijdens den laatsten oorlog met Veii meldden zich een aantal jongelieden aan om als vrijwillige equites op eigen kosten te dienen. Zóó had men toen equites equo publico en equo privato. De laatsten stemden echter niet in de riddercenturiën mede. Het geheele aantal equites bedroeg in 225: 22100.

Oorspronkelijk waren de equites bestemd voor den ruiterdienst te velde en hiervoor werden bij elk legioen 300 ruiters gevoegd, doch deze dienst geraakte allengs in minachting, omdat het zwaartepunt der rom. krijgsmacht in het voetvolk gelegen was. De Rom. bezigden liever als ruiterij troepen van de bondgenooten in de provinciën, die veel beter waren, en de equites Romani, niet langer als ruiterkorps dienst doende, werden meer een bevoorrechte klasse van burgers, waaruit men bij voorkeur hoofdofficieren, ordonnansen en den staf des veldheers koos. De hoogere officiersrangen, die van tribuni militum en praefecti, worden uitsluitend door equites bekleed, terwijl de hoogste rang, die een pedes bereiken kan, die van primipilus is. Van ruiterbende werden zij ridderkorps. In 123 stelde
C. Gracchus als volkstribuun door zijne lex Sempronia iudiciaria vast, dat de indices niet langer uit den senaat zouden genomen worden, maar uit hen, die den riddercensus hadden (zie iudex), en daar deze nu allen op ééne lijst moesten gebracht worden, ook al behoorden zij niet tot de 1800, ontstond toen een ridderstand, ordo equester. Kreeg een ridder toegang tot den senaat, dan kon hij van den ridderstand niet langer deel uitmaken. Onder de ridders vond men de eigenaars der groote handelshuizen (een senator of senatorszoon mocht geen handel drijven, zie lex Claudia), de bankiers, de belastingpachters of publicani. Zij vormden de geldaristocratie, die dikwerf vijandig tegenover den senatorenstand stond. Met de senatoren hadden de ridders den gouden ring gemeen (ius anuli); zij droegen de tunica angusticlavia, met smallen purperstreep (zie clavus), en in dienst of bij plechtige optochten de trabea, een mantel met purperen strepen. Ook hadden zij bevoorrechte plaatsen in het theatrum, zie Roscia (lex) theatralis. Omtrent het stemrecht der equites in de com. centuriata zie men praerogativa. In den keizertijd worden vele keizerlijke ambten, o. a. de praefectura Aegypti, en het bestuur van vele kleine provincies en van de finantiën uitsluitend aan equites opgedragen, met de titels praefecti en procuratores.