Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Iris

betekenis & definitie

Iris - Ἶρις, dochter van Thaumas en Electra, die met de snelheid van den wind (Ποδήνεμος, Ἀελλόπους) de bevelen der goden, vooral die van Hera, aan de menschen overbrengt. V. s. was zij bij Zephyrus moeder van Eros. Bij latere dichters is zij de personificatie van den regenboog.

Op hare afbeeldingen heeft zij de gestalte van eene vlugge jonkvrouw en draagt zij een schitterend kleed, gouden vleugels aan de schouders en een staf in de hand; soms wordt zij afgebeeld met een kan, waarmede zij aan de wolken water toevoert.

< >